De klapdeuren van de Duitse konditorei piepten traag en lang, de oude man schuifelde naar binnen. Zijn zware jas zat veel te ruim, op een manier waarop het hoort, zo dragen oude mannen hun kostbare wollen jassen nu eenmaal. Zijn schouders waren gebogen, zijn gang sloffend. Hij ging zitten aan het tafeltje tegenover het onze en bestelde met een trillende vinger iets te drinken.
Ik zag zijn ogen afdwalen, ze waren felblauw, haast onnatuurlijk. Het lichaam flets en vervaagd in de jaren naar de ouderdom, maar de ogen nog scherp, het leek niet te kloppen. Hij keek naar mijn kleine neefje, mijn zus gaf hem net een stukje brood, zijn schelle stemmetje klonk door de zaak . De blik van de oude man werd zacht, weemoedig, het kijken ging over in staren. Ik vroeg me af waar hij aan dacht, zijn jeugd misschien, als driejarig jongetje had hij aan de hand van zijn moeder gelopen, hier in dit kleine grensstadje met het gele raadhuis, hij herinnerde zich hoe zijn krullen op waren gewaaid in de wind, de kinderkopjes onder zijn sandalen. Of misschien dacht hij aan zijn kleinkinderen, die nu alweer groot waren, maar vroeger had hij ze meegenomen naar de oever van het riviertje aan de rand van de stad, dan speelden ze op de rotsblokken en liet hij ze de watermolen zien.
De serveerster bracht hem zijn lunch, zijn blik ontwaakte en verlegde zich naar zijn bord. Zorgzaam legde de kelnerin een hand op zijn schouder, wenste hem smakelijk eten. Ik trok mijn jas aan. Terwijl ik naar buiten liep, groette ik hem. Geen woord, alleen zwijgen. In de vitrines van de ouderwetse bakkerijwinkel lag het Duitse gebak in fel licht te wachten, botercrème, fruitgelei, nougatine, opgetast in hoge taarten. Een weemoed naar iets dat ik niet kende viel over me heen, of misschien kende ik het wel, maar wist ik nog niet wat het was.
Ik volg het klooster uit mijn geboortedorp op twitter. Dat kan tegenwoordig ja, en ik vind het fascinerend.
Een prachtig klooster is het, verscholen in het groen en al opgericht in 1443.
Vroeger, toen ik nog een kind was, vond ik de nonnen al interessant. Het idee van een leven gewijd aan de besloten warmte van één passie, op deze magische plek, net achter de kerk, uitkijkend over de moerassige achterlanden van het kleine dorp.
Ik zag de kanunnikessen wel eens in de kerk, zo mooi vond ik dat. Een zweem van mystiek hing over de frêle vrouwen van wie de gezichten grotendeels onzichtbaar waren door hun kappen. Dan zongen ze tijdens de mis, heel hoog en heel zuiver. Als twaalfjarige had ik al een zwak voor Gregoriaanse gezangen. (En nog steeds, ik mag graag het Regina Cæli voor mijn kinderen zingen. Die snappen dat overigens niet, de kleine heidenen.)
Later toen ik ouder was liep ik eens langs de hoge heg die voor het klooster staat, het was voorjaar, de heg had nog geen bladeren. Door de wirwar aan takken zag ik een non lopen door de tuin, de felle lentezon scheen op het habijt. Het leek alsof ik iets zag dat ik niet had mogen zien.
Afgelopen week kwam deze tweet voorbij:
Vanaf deze week zingen we weer de antifoon Ave Regina Cælorum na de completen.
Zoiets roept een hoop vragen bij me op. Niet alleen wat een antifoon is (een vers dat gezongen wordt als inleiding op en ter afsluiting van een psalm tijdens de mis en het getijdengebed, ik heb het even opgezocht) maar vooral: wie schreef de tweet?
Nog niet zo lang geleden kwam ik voor het eerst binnen in het kloostergebouw. Het bovenaardse dat ik er in mijn jeugd aan had toebedacht, viel misschien een beetje tegen. Het zag er teleurstellend gewoon uit, gewone stoelen, gewone tafels, koude keramieken tegels op de vloer.
Misschien zit een van de kanunnikessen wel voorovergebogen achter een grote computer, met één vinger de teksten te typen. Niets occults, gewoon werelds. Het kan zomaar.
Dan heb ik nog wat bijstelwerk te doen.
Ze is twaalf, mijn oudste dochter, en dus moet er een middelbare school gekozen worden. Lange tijd leefden we in de veronderstelling dat de school om de hoek prima was, maar er kwam iets tussendoor. Een eigen mening. En dus begeven we ons in de chaos van de open dagen.
Zo bezochten we afgelopen weekend twee scholen. Op de eerste school waren er proeflessen die hoge ogen scoorden, de tweede school was kleiner en in een prachtig gebouw. De eerste school heeft waarschijnlijk een loting, de tweede is slechter bereikbaar. In hoeverre laat je een keuze over aan een twaalfjarige die nog iedere dag over haar eigen schoenen struikelt omdat ze haar veters vergeet te strikken?
Het werd, kortom, tijd dat ik me ermee bemoeide. Ik bladerde in wat schriften en ondervroeg leraren. Een roodaangelopen leraar Duits beantwoordde mijn vragen. Het leek de goede kant op te gaan, tot ik over de klassiekers begon. Of ze Goethe behandelden, bijvoorbeeld.
'Nou nee, mevrouw, Goethe is wel erg moeilijk.'
Ik trok een snobistisch gezicht en zette een mentale streep door de school.
Wat is dat toch voor een tendens, dat wanneer iets moeilijk is, het maar afgeschaft wordt? Is de basis van het leren niet dat je het moeilijke leert te overwinnen? Dat je ontdekt dat als je doorzet, er dan een wereld vol kennis én schoonheid schuilgaat achter de barrière van het harde werk? Kweken we zo geen luie, apathische mensen die opgeven zodra ze iets moeten doen dat buiten hun comfortzone ligt?
Natuurlijk is Goethe moeilijk. Maar ook prachtig en verrijkend. Een schitterende wereld die altijd verborgen blijft als je stopt op het moment dat je denkt dat je het niet kan. Of erger: als er vóór je gedacht wordt dat je het niet kan.
Als je alles wat moeilijk is weghaalt, wordt de wereld plat, en de mens erbij.
Hoe dan ook. De keuze is nog niet gemaakt, er zijn nog een paar open dagen te gaan. Ik hoop op een mooie verrassing aan het einde van de netelige zoektocht.
Ik dagdroom de laatste tijd vaak dat ik een vogeltje heb.
Een parkietje, op mijn werkkamer. Hij mag lekker de hele dag los rondvliegen en als ik zit te typen komt hij op het toetsenbord zitten, zijn kopje schuin alsof hij wil zeggen: wat maak je toch een drukte, baasje. Af en toe zit hij op mijn schouder en bijt hij in mijn oorlel met zijn kleine, kromme snaveltje.
Laatst sprak ik met iemand over de eeuwige strijd tussen het beeldende en het schrijven. Soms lijkt het wel alsof ik ooit eens doorkliefd ben door een vlijmscherp mes, en er toen twee kanten zijn onstaan: de visuele kant en de verbale kant. Het zijn twee aparte organen geworden die zich onafhankelijk van elkaar hebben ontwikkeld, en waartussen maar moeizaam -of eigenlijk geen- connectie plaatsvindt. Als ik schrijf wil ik beelden maken en als ik teken of schilder, schrijf ik ondertussen mentaal. Soms zou ik willen dat ik het tegelijkertijd kon doen, in één en dezelfde handeling.
Ik weet trouwens al hoe ik hem ga noemen, de parkiet: Sjors. Zo heette het parkietje dat ik vroeger had ook, dat lijkt me lekker vertrouwd.
Sjors komt er nooit echt hoor, dat gefladder, ik moet er niet aan denken. Soms is het leuker om over iets na te denken dan om het daadwerkelijk te hebben.
Je moet weten dat hij er ligt, de kleine witte herberg in het bos.
Vlak bij de Duitse grens, het is een beetje een uithoek, aan de rand van het land. Als je het naastgelegen zandpad inloopt, kom je bij de grafheuvels, bij de restanten van een grote Romeinse weg en bij Grietjens Gericht. Hier stond in vroeger tijden de galg. De galg stond op een van de grafheuvels als extra straf voor de misdadiger die werd verhangen, het moest er spoken, al die heidense zielen moesten er nog altijd ronddolen. Geen fijn vooruitzicht voor het hiernamaals.
In 1651 werd de dienstmeid Grietje onthoofd en haar lichaam werd vastgezet op een paal bij de galg. Ze was door een knecht verkracht en had op de pijnbank bekend dat ze haar pasgeboren kind door verstikking om het leven had gebracht.
Ja, zo ging dat in die dagen.
Gelukkig zijn de tijden veranderd en leven we nu in een heel beschaafde wereld.
Zo mogen de mensen uit de omtrek graag op luie zondagen verpozen bij de kleine witte herberg. En ach, het is niet chic of trendy daar. Het is meer een woonkamertje. Op de vloer liggen ruwe houten planken, vanaf de muren kijkt opgezet wild je aan. Er zijn lange tafels waar iedereen gewoon aanschuift. Als je de herberg binnenloopt heb je altijd het gevoel dat er een hele familie zit, dat iedereen elkaar kent en dat jij de nieuweling bent. Maar zodra je zit, hoor je erbij.
Vanaf dat moment is het moeilijk om weer weg te gaan.
Ik denk altijd dat het het verleden is, dat zo trekt.
Schrijver, beeldend kunstenaar. Lino- en houtsnede, illustratie.
VOORLAND (Ambo|Anthos, 2016)
SLOT (Gloude, 2020)
HET LIED VAN DE SPREEUW (Ploegsma, 2021)
DIT GAAT NOOIT VOORBIJ (Ploegsma, 2024)
www.instagram.com/octaviewolters
www.facebook.com/octaviewolters
Published author and linocut printmaker from The Netherlands.
EXPOSITIES en etalages:
* 2024: van 31/1-25/2: ETALAGE BOEKHANDEL VAN PIERE, EINDHOVEN
* 2024: vanaf 31 januari: ETALAGE PAAGMAN FRED, DEN HAAG
* 2024: vanaf februari: ETALAGE PAAGMAN DELFT
*2024: vanaf april: ETALAGE PAAGMAN GOUDA
* 2024: februari/maart: EXPO LIVIUS, TILBURG
* 2024: vanaf 12 februari: ETALAGE DE AMSTERDAMSE BOEKHANDEL
* 2024: 2 februari-14 april: EXPOSITIE GALLERY UNTITLED, ROTTERDAM
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL BOOMKER, HAREN (GR)
* 2024: 14 maart - eind april: EXPO BOEKHANDEL VEENENDAAL, AMERSFOORT
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL DE VRIES VAN STOCKUM, HAARLEM
* 2024: april/mei: EXPO BOEKHANDEL PEZZI PAZZI WEESP
* 2024: 16 maart: INTERVIEW&SIGNEREN, DEURENBERG, KERKRADE 15.20 u
* 2024: 6-28 april: EXPOSITIE BOEKHANDEL KRINGS, SITTARD
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL WAGNER, SASSENHEIM
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL IJBURG, AMSTERDAM
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL TINY STORIES, KORTRIJK (B)
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL WALRY, GENT (B)
* 2024: 9 januari-28 april:VOGELVREUGD, VALKHOFMUSEUM NIJMEGEN
* 2024: 27 maart-1 april: KUNSTRAI AMSTERDAM
* 2024: 9-12 mei: ART ON PAPER AMSTERDAM
* 2024: 30 sept-11 nov: BOEKHANDEL DE DRUKKERIJ, MIDDELBURG
//Vragen? Je kunt me mailen op octaviewolters@gmail.com//
DE WEBSHOP IS OPEN
MEER INFO VIA octaviewolters.nl/webshop