Rietgras lijkt op riet maar het is veel minder dramatisch. De pluimen zijn bescheidener en de bladeren hebben niet de duivelsbeet die rietbladeren hebben, de onregelmatige ribbeling halverwege. Op het verongelijkte gegak van de ganzen op de akkers na is het behoorlijk stil op Blankwater. Af en toe horen we het getik van een mees of vliegt er -rrrts rrrrts- een groenling uit de brem. We komen zelden nog iemand tegen en als we via De Lanck teruglopen moeten we aan de kant springen voor nu en dan passerende auto's die zich naar huis haasten. Bijna december.
Ik heb de afgelopen dagen veel nagedacht over de rol van het lichaam, mijn lichaam, in alles wat ik hier eerder schreef en daarmee ook in het verhaal van de geschiedenis van mijn familie. Het voelt vaak alsof ik mijn lijf meetors, alsof het een soort rugzak is die vastgegespt zit aan mijn geest. Het is mijn geest die zich door het leven beweegt, maar hij moet een grote homp vlees meezeulen. In de homp schuilt het onheil: het lichaam kan in gevaar komen: het kan gewond raken bij een auto-ongeluk, het kan geraakt worden door een kogel, het moet zichzelf onder de arm nemen en vluchten bij een oorlog, het kan ziek worden, het kan sterven. De geest is lucht, open, de geest is de eeuwigheid. Het lichaam is een last, een heel zwaar ongerief.
Ik heb eigenlijk altijd gedacht dat mijn angsten, depressies en dysthyme eigenschappen zich afspeelden in mijn geest. Mentale problemen zijn immers problemen van de psyche, het onaanraakbare, de ziel. Bovendien wás ik mijn geest, mijn volledige persoonlijkheid besloeg mijn geest, aan het lichaam heb ik zelden aandacht geschonken. Mijn hele leven heb ik in mijn geest gevochten, gewerkt, behandeld. Pas nu ik dit stuk schrijf realiseer ik me dat ik misschien altijd in de verkeerde regio aan het zoeken was.
Sinds een aantal jaren is het aandeel van mijn lichaam in mijn werk langzaam toegenomen. Na mijn laatste depressie begon ik met het maken van linosnedes maken, zware fysieke arbeid maar met een grote component in het brein: het nadenken over hoe het werk te spiegelen, het kiezen voor zwart of wit, het gaf me rust omdat ik mijn geest ermee voedde. Mijn schreeuwende hoofd kwam tot rust door het een hoop beslissinkjes te laten maken: bij ieder kerfje moest ik nadenken en daarmee verdween de stroom aan gedachten en angsten naar de achtergrond. Lino is een techniek die veel beperkingen kent, niet alles wat ik bedenk is uitvoerbaar en dat vond ik jarenlang erg prettig. De omheining die het me bood maakte me kalm, het was een stramien waarop ik me kon voortbewegen. In der Beschränkung zeigt sicht der Meister (in de beperking toont zich de meester) was mijn lijfspreuk. Ik wierp een afrastering op die me veilig liet voelen.
Zonder dat ik er erg in had is het werken in lino overgegaan in iets totaal anders. Ik maak grote houten objecten, eerst deed ik dat naast mijn werk als lino-kunstenaar, maar op dit moment is het eigenlijk het enige dat ik nog doe. Ik versleep enorme houten platen, zaag er figuren uit en beschilder ze. Het werk is enorm kleurrijk en ik ervaar een zeldzame vrijheid. Er is geen stramien meer, ik ben volledig vrij en mijn fantasie gaat helemaal op de loop. En voor het eerst in mijn leven heb ik het gevoel: ik werk met mijn lichaam. Mijn rug draagt de platen, mijn armen tillen de zaag, mijn benen ondersteunen het gewicht, mijn handen schilderen. Ik denk amper na, ik maak wat er uit me vloeit. Uit mijn lijf.
Voor het eerst in mijn leven draagt mijn lichaam mijn geest in plaats van andersom.
Ik ben al een paar dagen aan het twijfelen hoe ik de winter door ga brengen, afdruksgewijs. Ik heb meer teksten in mijn hoofd dan Blankwater plantjes heeft op dit moment. De spoeling wordt dun, het heeft gevroren en dus begint het groen overal te slinken. Ook heb ik al heel veel plantensoorten afgedrukt, het wordt nu wachten op de lente tot zich nieuwe soorten aandienen. Ik zou een pauze kunnen inlassen, wel schrijven maar zonder afdrukken erbij of helemaal een andere invalshoek zoeken. Ondertussen pluk ik wat weegbree, dat is een taaie, die staat er nog wel een tijd. En zo zijn er nog wel een paar. Ik kan nog heel eventjes vooruit. De oplossing dient zich vast vanzelf aan.
We horen schoten, eind november is het, dan wordt er weer volop gejaagd. De schoten klinken vanuit de Duitse kant van de grens. Ik vind het altijd een angstaanjagend geluid, ook al klinkt het ver weg, en ik heb bij elk schot dat ik hoor de neiging om mijn hoofd omlaag te bewegen. Stel je voor, zo'n kogel raak verdwaald en komt in mij terecht. Ik zie de krantenkop al voor me. Hoe ver is het bereik eigenlijk van zo'n jachtgeweer? Ik zie mezelf neerzijgen op het pad, bloed dat traag uit me stroomt en zich vermengt met de modder. Ach, op zich zou het best mooi symbolisch kunnen zijn.
W en ik bespreken de situatie in de wereld. Europa brokkelt langzaam af, uit allerlei hoeken dreigt gevaar.
'Ik dacht dat er nooit een derde wereldoorlog zou komen,' zegt W, 'maar daar ben ik nu niet zo zeker meer van.'
Ik knik en huiver. W is de meest positieve persoon op aarde. Zijn optimisme kent geen grenzen, als hij zoiets zegt moet er een kern van waarheid in zitten.
's Nachts in bed lig ik ervan wakker. Ik draai om mijn as als een braadhaan en pieker over hoe dat dan moet, als er een oorlog komt. Mijn referentiekader is het verhaal dat ik ken uit mijn familie. Een ding weet ik zeker zo in het holst van de nacht: we moeten een schuilkelder hebben.
Dat is ingewikkeld, ons huis is in een heuvel gebouwd, mijn atelier ligt op straatniveau, de rest van de woonlagen zijn erboven opgebouwd. Het huis ligt dus heel hoog, en wat je als kelder zou kunnen beschouwen, mijn atelier dus, is helemaal geen kelder. Daar heb je helemaal niks aan als de bommen uit de lucht vallen. Ik zie mezelf al met een schop in de weer om in de tuin te gaan graven.
's Ochtends, als de duisternis van mijn nachtelijke brein wat is opgetrokken, wijs ik mezelf terecht. Er is nu niks aan de hand waar we ons direct zorgen over moeten maken, alles loopt altijd anders dan ik denk, de tweede wereldoorlog is geen blauwdruk voor wat komen gaat. Als er al iets gaat gebeuren dan zal dat vast heel anders verlopen dan wat ik ken. Wel merk ik dat er zich een mokkend gevoel van me meester maakt: stel nou dat er inderdaad een oorlog komt, in welke vorm dan ook, dan heb ik voor niks zo hard gevochten om mij en de generaties na me te ontdoen van al het familietrauma. Zul je net zien: heb ik alles netjes verwerkt en opgeruimd, krijgen we een nieuwe strijd voor onze kiezen. Begint alles weer van voren af aan.
Wat gold voor het riet, geldt ook voor het plat beemdgras. Al verschillende keren had ik het geprobeerd af te drukken maar de aartjes waren te zwak, namen te veel inkt op en klonterden aan elkaar. Nu het november is en het gras dor, strekken de vertakkingen zich uit als ragfijne stijve spinnenwebjes. Voor het eerst lukt de afdruk. Ik ben betoverd door de fijnmazigheid, het ziet eruit als fragiel kant. Zo'n schijnbaar eenvoudig plantje, zo teer, zo ontroerend eigenlijk.
Niet alleen teerheid is ontroerend, logheid kan het evenzeer zijn. Het zwarte kalfje is de kudde kwijt. Paniekerig rent ze heen en weer aan de oostzijde van het ven, een beetje lomp ook, zo'n kalf is natuurlijk een hompige massa, ze dendert dol tussen de brem door en loeit zielig. Wij hebben de rest van de koeien al lang gezien, die staan allemaal aan de andere kant, bij de bramenheuveltjes. Maar ja, maak dat zo'n kalf maar eens duidelijk. De wei is groot, niet alleen het ven en zijn moerassige uitlopers zitten tussen het kalf en haar familie, ook het populierenbos. We zien het mismoedig, maar ook vertederd, aan.
Om de een of andere reden moet ik de laatste tijd veel nadenken over de tijd dat ik W leerde kennen. Lang geleden is het maar het voelt nog maar zo kort. Het leven is een stapeltoren, er verandert vrijwel niets aan de bouwstenen die er al zijn, soms komt er alleen eentje bij. Alle ervaringen die ik heb opgedaan zitten in me, met gemak verplaats ik me terug in het meisje van 23 dat ik ooit was, dat is niet moeilijk, ze zit nog steeds in me.
Ik had W al eens gezien, hij zat in de commissie die alles regelde rondom de introductie voor nieuwe studenten aan de universiteit. Ik ging met mijn vriendinnen een groepje eerstejaars begeleiden en W leidde de cursusavonden daarvoor. De avond van de EHBO-cursus bereidde ik mijn vriendinnen vast voor: 'Die lange, die ga ik versieren.' De vriendinnen moesten erom lachen. Ik was niet het romantische type, aan vriendjes deed ik niet, aan verliefd worden helemaal niet.
Ik ben niet vaak verliefd geweest, en de keren dat ik het wel was ervoer ik het als een last. Ik heb een hekel aan het gevoel dat het je overkomt, het overweldigende, het nergens anders meer aan kunnen denken. Ik heb het altijd een hoop rompslomp gevonden. Toen ik W tegenkwam wist ik vrijwel meteen: dit is hem. Ik duldde de verliefdheid tot het, al gauw, overging in iets veel groters: een diep houden van, een weten. En toen ons leven samen geconsolideerd was dacht ik opgelucht: nu hoef ik dit hopelijk nooit weer te doorlopen.
De aardappelakker is alweer een poos geleden omgeploegd en inmiddels komt de mosterd flink op. Als ik een plantje pluk valt me op hoe dik de steel is, maar hij breekt vlot, met een knapperig geluid. De binnenkant is helemaal hol, als fluitenkruid. De helling achter het veld is niet meer oranje maar grijs. De bladeren zijn zo goed als allemaal gevallen en het loof schijnt dor en vaal. Nu zie je wel weer goed dat het een heuvel is, die is in de zomer zo goed als aan het zicht onttrokken. Halverwege het mosterdveld slaan we linksaf, dat wil de hond graag. Het is haar favoriete route, ik snap dat wel. Ze springt met grote sprongen door het hoge gras. Ik inspecteer ondertussen de dassenburcht in aanbouw maar volgens mij hebben de dassen een andere plek gekozen. Er zijn geen nieuwe sporen, het hol is verlaten.
Sinds we in ons huidige huis wonen, bijna twee jaar nu, zoek ik naar rust. In ons vorige huis woonden we zeventien jaar, elk geluid, elke hoek, elke drempel, ik kende het van binnen en van buiten. Het paste om me heen als een schil om een sinaasappel. Het huis was mijn tweede vel en ik was me er amper bewust van mijn lichaam. Ik stel het me voor alsof mijn geest er vrij rond kon zweven. Twee jaar staat in geen verhouding tot zeventien jaar en die staat heb ik in dit huis nog niet bereikt. Ik ruik de geuren nog, ze zijn nog niet van mij, ik hoor het tikken van de verwarming, het zijn nog nieuwe geluiden, niet in me geïntegreerd. Het is niet erg, maar er is nog geen rust.
'Ik ben uit mijn atelier gegroeid,' zucht ik tegen W.
Mijn atelier is prachtig, ideaal ook, de reden dat we dit huis kochten. Het zit in ons huis maar wel met een aparte ingang, meteen aan de weg. Naast een flinke werkruimte, een afgescheiden ruimte voor mijn drukpers, zitten er twee mooie voorraadkamers bij die we de warehouses noemen.
W grinnikt.
Dat had hij natuurlijk al een tijdje gezien. Ik ben als een vis die groter groeit naarmate je hem in een grotere vijver uitzet: hoe meer ruimte ik heb, hoe meer mijn creatieve werk uitdijt en zich ontwikkelt. Mijn grote houten objecten moet ik buiten zagen omdat er binnen geen plek meer is, en de opslag is ingewikkeld, ik weet niet meer waar ik het moet laten allemaal.
'Ik heb eens zitten denken...' vervolg ik, 'misschien moet ik een nieuw atelier zoeken. Dan kan ik écht groot gaan werken.'
'Oja?' vraagt W. Hij laat zijn telefoon zakken. Dit is spannende nieuwe informatie. 'Waar dacht je dan aan?'
Hij kent me langer dan vandaag. Hij weet dat ik hier waarschijnlijk al een tijdje op heb zitten broeden.
'Misschien kan ik een grote loods zoeken, of laten bouwen. Ergens.'
W fronst zijn wenkbrauwen. 'Ergens?'
'Nou ja, bij Blankwater eigenlijk,' zeg ik. 'Dat ik elke dag vanuit mijn atelier de velden in kan, dat ik er middenin zit.'
W begint te lachen.
'Fantastisch plan.'
Ik knik tevreden. Ik zie het helemaal voor me, een flinke loods, helemaal vol zaagmachines, verf, alles waar ik dolgelukkog van word. En bij Blankwater. Dat zou toch prachtig zijn?
Toch knaagt er iets in me. Ik zou natuurlijk prima tevreden kunnen zijn met het mooie atelier dat ik heb. Het is echt wel te doen, met een beetje proppen en inschikken lukt het echt wel best als ik zou willen. Ik vraag me af of het mijn expansieve geest is die altijd maar zoekt naar meer en groter of dat er iets anders aan de hand is. Zoek ik misschien ook hierin een vluchtweg? Weg uit dat huis waarin mijn fysiek nog elke dag zo aanwezig is, naar een plek waar ik niet meer ben dan geest en lucht: Blankwater.
Ik had al heel vaak geprobeerd om riet af te drukken, het groeit in grote bossen langs het moeras, maar steeds lukte het niet. De bladeren werden te zwaar van de inkt en gingen slap hangen, de pluim idem. Maar nu is al het vocht uit het gewas getrokken, de bladeren steken star naar buiten, net papier eigenijk, het inrollen gaat ineens gemakkelijk. Ik verheug me erop dat het straks gaat vriezen, er is weinig waar ik zoveel van houd als rietstengels die oprijzen uit het ijs, de kleurencombinatie van het gele riet en het blauwgrijze ijs, het geluid van de koude wind die door de pluimen ruist.
'Was het leuk in Wiesbaden?' vragen mensen om me heen.
'Ja, heel leuk,' antwoord ik dan.
En dat was ook zo, ik heb genoten van de ontmoetingen met mijn uitgevers, met de eigenaar van de boekwinkel/galerie, met Gert, die muzikant die mijn teksten voordroeg onder begeleiding van zijn handpan, zo mooi was dat. Van de gesprekken met mensen die hun boek kwamen laten signeren, de wandeling door de stad met W, samen een stuk taart eten in de Konditorei. Maar er zat ook een donker randje aan het bezoek. Mijn angst is heel goed in toom te houden als ik thuis ben, als het leven voorspelbaar is, als ik mijn vaste ritme heb en weet wat er gaat komen. Op het moment dat ik op reis ben, ver van huis, voel ik me vrijwel altijd verloren. Mijn hoofd wordt onrustig, ik moet mijn best doen om mijn paniek te beteugelen, ik zie ineens overal gevaar. Zelfs in het kleinste, onbenulligste hoekje zit een enorme dreiging.
Ik heb er lang over nagedacht wat het precies is, wat die dreiging inhoudt. In de auto op de terugweg reden we verkeerd. De navigatie mopperde op ons, we moesten linksaf, tot twee keer toe, maar het was donker, we waren moe, we kenden de weg niet, al die smalle Duitse straten leken op elkaar. Uiteindelijk misten we de toerit naar de snelweg en moesten we eindeloos via binnenwegen naar de volgende rijden. De weg was nauwelijks verlicht en leidde heuvelop, dat voelde ik, haarspeldbochten, het motregende, was mistig, we moesten hoog in het Taunusgebergte zitten. Daarna daaldden we, reden in het Aardal, in onderscheidde een bruggetje en een rivier, witte huizen, een hotel. Ik was nerveus, het onheil leek om iedere bocht te liggen, het duurde eindeloos, nog steeds zagen we geen enkele aanwijzing dat er een snelweg in de buurt was. Snel checkte ik of ik de navigatie wel goed had ingesteld maar daar was niks mis mee. We zaten echt op de goede weg. Het was een kwestie van doorrijden, meer niet.
Ik haalde diep adem. Wat was het waar ik bang voor was? Dit was het uitgelezen moment om mijn angst uit te pluizen, nu ik er zo middenin zat. Geen verzachtende omstandigheden, niet achteraf, maar nu.
Terwijl we door het donkere Duitse land dwaalden, W rustig aan het stuur, ging ik de opties langs.
Ik was bang dat we zouden stranden. Autopech, midden op een godvergeten heuvel, in de regen.
Ik was bang dat we niet thuis zouden komen.
Ik was bang dat we aangereden zouden worden. De paniek, de pijn, de auto een wrak, bloed, misschien wel dood.
Was ik bang dat we zouden sterven?
Ik dompelde mezelf nog iets dieper in de angst, welk gevoel overheerste mijn hele wezen?
Ik wilde hier niet zijn, ik wilde weg, ik wilde de paniek niet, de dreiging niet, het enige dat ik wilde was vluchten. Vluchten naar een plek waar ik kon zijn zonder continu eraan herinnerd te worden dat ik en mijn lichaam er vreemd waren. Ik zocht naar een plek waar mijn lichaam kon zijn zonder continu de begrenzing te voelen van de locatie.
Schrijver, beeldend kunstenaar. Lino- en houtsnede, illustratie.
VOORLAND (Ambo|Anthos, 2016)
SLOT (Gloude, 2020)
HET LIED VAN DE SPREEUW (Ploegsma, 2021)
DIT GAAT NOOIT VOORBIJ (Ploegsma, 2024)
www.instagram.com/octaviewolters
www.facebook.com/octaviewolters
Published author and linocut printmaker from The Netherlands.
EXPOSITIES en etalages:
* 2024: van 31/1-25/2: ETALAGE BOEKHANDEL VAN PIERE, EINDHOVEN
* 2024: vanaf 31 januari: ETALAGE PAAGMAN FRED, DEN HAAG
* 2024: vanaf februari: ETALAGE PAAGMAN DELFT
*2024: vanaf april: ETALAGE PAAGMAN GOUDA
* 2024: februari/maart: EXPO LIVIUS, TILBURG
* 2024: vanaf 12 februari: ETALAGE DE AMSTERDAMSE BOEKHANDEL
* 2024: 2 februari-14 april: EXPOSITIE GALLERY UNTITLED, ROTTERDAM
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL BOOMKER, HAREN (GR)
* 2024: 14 maart - eind april: EXPO BOEKHANDEL VEENENDAAL, AMERSFOORT
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL DE VRIES VAN STOCKUM, HAARLEM
* 2024: april/mei: EXPO BOEKHANDEL PEZZI PAZZI WEESP
* 2024: 16 maart: INTERVIEW&SIGNEREN, DEURENBERG, KERKRADE 15.20 u
* 2024: 6-28 april: EXPOSITIE BOEKHANDEL KRINGS, SITTARD
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL WAGNER, SASSENHEIM
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL IJBURG, AMSTERDAM
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL TINY STORIES, KORTRIJK (B)
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL WALRY, GENT (B)
* 2024: 9 januari-28 april:VOGELVREUGD, VALKHOFMUSEUM NIJMEGEN
* 2024: 27 maart-1 april: KUNSTRAI AMSTERDAM
* 2024: 9-12 mei: ART ON PAPER AMSTERDAM
* 2024: 30 sept-11 nov: BOEKHANDEL DE DRUKKERIJ, MIDDELBURG
//Vragen? Je kunt me mailen op octaviewolters@gmail.com//
DE WEBSHOP IS OPEN
MEER INFO VIA octaviewolters.nl/webshop