In het Limburgs is dit smelen. Er bestaat geen enkelvoud van, een smeel bestaat niet. Dat komt wel vaker voor in het Limburgs, zo bestaat er voor het woord poor (prei) ook geen enkelvoud, één poor bestaat ook niet, dat heet dan een sjpier poor. Of sjtúuk, dat is een beetje onvertaalbaar maar grof gezegd zijn het de zomen aan je broek, dat bestaat ook alleen maar in meervoud. Ik vind dit verschijnsel heel wonderlijk, maar tegelijk ook heel verklaarbaar. Dat één smeel niet bestaat lijkt me logisch, ik heb nog nooit een smeel alleen zien staan denk ik.
Het duurde even voordat ik had uitgevonden dat smelen in het Nederlands de prachtige naam melganzevoet draagt. Het is een van de vele onopvallende planten die ik de afgelopen weken ontdekte. Ik moet denken aan die keer dat ik met mijn oudste dochter een proefles biologie volgde aan de universiteit van Wageningen. Ze zat in haar eindexamenjaar en we liepen in die tijd alle open dagen af. In Wageningen had ze zich ingeschreven voor een les determineren. De jonge student die ons groepje begeleidde droeg een leren hoed en aan zijn riem bungelde een ingewikkeld zakmes. Mijn dochter had er met een schuin oog naar gekeken en toen wist ik al dat deze studie ging afvallen. Maar we volgden hem braaf terwijl hij voor ons uit banjerde in zijn afritsbroek. Rondom de universiteitsgebouwen lag een hele biotoop met drasland en vijvers. Her en daar bleef hij staan, viste een plantje uit de grond en vroeg ons of we wisten hoe het heette. De aankomende studenten trokken hun mond niet open maar ik (irritante moeder) scoorde behoorlijk hoog.
Ik vond het een erg leuke les en woog af of ik misschien nog wel een studie biologie kon gaan doen, ik wist immers al zoveel.
Op een gegeven moment trok hij een klein, witbloemig stengeltje uit het gras.
'Wat is dit?'
Ik keek, die kende ik natuurlijk. Zo vaak gezien. Die groeide overal.
Maar ik had geen idee van de naam. Nooit over nagedacht.
Geërgerd over mijn eigen onkunde haalde ik mijn schouders op.
Vanaf nu herken ik de zandraket uit duizenden.
Wat ik heel grappig vind in dit verhaal is dat ik er nu ben achtergekomen dat melganzevoet net als de zandraket hoort tot pioniersvegetatie. Dat zijn plantensoorten die zich vestigen op onbegroeid terrein, dus de eerste plantjes die een gebied veroveren, als zij zich daar redden zal het vegetatiesysteem ingewikkelder worden. Het zijn dus helemaal geen onbeduidende planten maar de meest avontuurlijke planten die er bestaan. Het neemt me enorm in voor die simpele smelen.
Merlijn van Vroege Vogels kwam langs. Een reportage over het project Blankwater Afdrukken wilde ze.
'Maar het is nog maar een experiment, ik weet helemaal nog niet wat ik ermee wil!' had ik aan de telefoon gezegd toen ze belde om het plan te bespreken.
Dat maakte niet uit. We zouden gewoon naar Blankwater gaan en maar zien wat eruit kwam rollen. (Haha. Rollen.)
Dus ik haalde haar op van het station, mijn auto volgeladen met mijn drukspullen, en daar reden we over De Lanck, een zonovergoten septemberdag. Terwijl Merlijn haar opname-apparatuur instelde tilde ik mijn tassen uit de kofferbak, en hup, daar liepen we. Het zandpad over richting het ven.
En oh, is er iets mooiers dan het ven op een heldere septemberdag? Het blauw schitterde, alles leek transparant, zo'n nazomerdag waarop je zo goed de randen kunt voelen. De randen aan de wind, de randen aan de warmte, de randen aan het licht, de rand van de tijd. De koeien stonden een eindje verderop en keken toe hoe ik de oude weipaal inrolde en hem afdrukte. Ondertussen vertelde ik over hoe Blankwater zich aan me ontvouwt door het af te drukken. De plantenwereld die al die jaren dat ik hier liep altijd aanwezig was maar die ik nu pas echt zie.
'Het lijkt wel of het altijd een soort grote groene brij was maar dat ik nu alle planten los van elkaar ontdek.'
We verzamelden nog vanalles, braamblad, klaver, een korenaar, een beukenblad.
Eenmaal in mijn atelier maakte ik er afdrukken van. Samen bekeken we de ragfijne aderen die als een soort rivieren door het beukenblad liepen.
'Het lijken wel hersenen,' zei Merlijn.
'Ja, of de lijnen in je handpalm,' antwoordde ik.
We zwegen even.
'We zijn hetzelfde als het blad,' zei ik, 'alles is hetzelfde op aarde, we zijn allemaal uit dezelfde patronen opgetrokken.'
Merlijn knikte, in de grote boom voor mijn atelier streek een duif met veel kabaal neer.
'Wat een wonder,' zei ze, zeldzaam bedachtzaam voor haar doen.
Dat is het.
Zondag 22 september te beluisteren bij Vroege Vogels op radio 1.
Ik raapte dus een tas vol eikels van het pad tussen De lanck en het ven. Thuis sneed ik ze allemaal doormidden, doopte ze in de inkt en maakte er afdrukken van. Allemaal naast elkaar en onder elkaar, als een soort stramien. Het ziet er heel mooi uit vind ik, het zijn natuurlijk amper meer dan vlekjes, die eikels, maar zo mooi gerangschikt lijkt het toch alsof ze bijelkaar horen. Ik heb er een soort geheel van gemaakt. Ik vraag me soms af of ik dat wel mag doen, als mens zijnde. Maar ik denk dat het goed is. Ik hoor natuurlijk ook gewoon bij de natuur, diep vanbinnen. Ik ben net zo gerechtigd om structuren toe te kennen als, noem eens wat, een boom die zijn kruin in een bepaalde symmetrie laat groeien. Toch?
Dit is een interessante gedachte, nu ik hem zo opgeschreven zie staan. Want in mijn woorden, zo concreet en precies, schemert eigenlijk iets anders door dan wat ik zeg: namelijk dat de mens helemaal niet gelijk staat aan de natuur. De kwestie of de mens groter danwel nietiger is dan de natuur daar ga ik me niet aan wagen, het is dieper dan dat, kernachtiger. Het is meer de vraag of de mens binnen de cirkel van de natuur hoort of er buiten staat. Blenden we in of zijn we de observanten, de gebruikers, de consumenten?
Mijn eerste aandrang is om te zeggen dat we er onderdeel van zijn, we zijn van hetzelfde vlees en bloed gemaakt als de vogels, de runderen, een fruitvliegje. We verhouden ons op dezelfde manier tot de aarde als de planten, de bomen, het water. Maar op één punt verschillen we wel degelijk. De mens is een bewust en denkend wezen. Een wezen met een toekomst, met reflectievermogen, beoordelingsvermogen. Bomen niet. Een ree denkt niet (of amper) vooruit. Een vogel is zich niet bewust van zijn eigen gedrag. (Ik ken de boeken van Peter Wohlleben, een boom kan meer dan we altijd aannamen, maar bewust is hij zich daar niet van.)
Maar.
Stel nou dat we ons denken en onze beoordelingen, toekomstideeën en plannen uit zouden schakelen. Tot we niets méér zijn dan een wezenlijke mens. Dan zijn we de bomen, de planten, het water, de vissen, de vogels, de mieren.
In de weken dat ik met dit project bezig ben voel ik me elke dag dieper wegzinken in de details die zich voor mijn ogen openbaren. De kleinste plantjes, het onbeduidendste onkruid dat ik in de bermen langs De Lanck vind of langs het pad, en waarvan ik denk: hoe is het mogelijk dat ik dit nooit eerder heb gezien? Ik pluk het, neem het mee, zoek de naam op, de meest wonderlijke botanische namen kom ik tegen. Ik dacht dat ik botanisch goed onderlegd was maar nu moet ik nederig bekennen dat dat in de verste verte niet het geval was. Ik wist niets. Ik rol de planten in met inkt, druk ze af, hun nerven, aderen, haarvaten tonen zich op het papier aan me. Ik zie een landkaart vol wegen en zijwegen, vertakkingen, kartelranden, ik zie iets wat volkomen nieuw voor me is. Een nieuwe wereld. En hoe deemoedig voel ik me dat ik daar een onderdeel van mag zijn.
Ik heb al een paar dingen geleerd. Verzamelde ik eerst de bladeren, takken, planten, stenen van Blankwater, nu kom ik erachter dat ik geen materialen verzamel maar structuren, ritmes, composities. Elk materiaal dat ik in de inkt doop, op het papier druk, toont me maar een deeltje van zichzelf. Het verrast me elke keer hoe anders iets op papier eruit ziet dan in het echt. Een steen die plat en glad lijkt blijkt maar een paar puntjes weer te geven. Elke eikel geeft een ander patroon, een soort aderenstelsel, als ik hem doormidden snijd. Ik denk dat alles wat ik uit de natuur verzamel alleen maar dat aan me prijsgeeft wat het wil prijsgeven. Net zoals ons beeld van de natuur, de foto’s die we maken met onze ogen, de film die we zien als we erdoorheen wandelen, slechts een zeer oppervlakkige weergave is. We zien niet wat er zich in de bosjes afspeelt, vlak onder de aarde, het leven in een wegrottende omgevallen boom. Ik druk af om door te dringen tot een kern, om de basis te ontdekken, om het stelsel te kunnen blootleggen. Ik weet nog niet of het lukt. Maar ik zie al zoveel meer dan ik ooit eerder zag.
Ik probeer de materialen te volgen. Het voelt als een experiment. Op welke manier komen de afdrukken het beste tot hun recht? Hoe kan ik hun essentie het beste tonen? Toen ik dit takje had afgedrukt op doorzichtig plexiglas schreeuwde alles dat ik het naar Blankwater moest brengen. Hup, in de auto, het werk was nog nat, vriendin K mee, die filmde terwijl ik het plaatje heen en weer bewoog voor, of in, de natuur waaruit het kwam. Voor mijn ogen zag ik het: de afdruk van de tak ging op in het landschap, het vormde een nieuw element, alsof de tak een boom werd die in de wei stond, aan de horizon.
Suikerbietenblad. Het weekend was druk en rommelig, het opmeten van de kilometers naar Blankwater en het ouderlijk huis van mijn oma schoot er bij in. Dat komt nog wel een keer, of niet, dat is ook goed. Wel dacht ik er nog over na, over dat de afstand tussen ons huis en Blankwater precies even ver is als de afstand tussen ons huis en oma. Ik weet nog niet wat dat betekent, of nou ja, wat ik wil dat het betekent. Want dat is eigenlijk waar alles om draait, hier en in het leven: betekenis toekennen. Bij elk blaadje, takje of steentje wat ik heb meegenomen van Blankwater en wat ik afdruk denk ik: wat zie ik nou? Waar kijk ik naar? Enerzijds is elke afdruk een beetje onbevredigend want ik zie telkens maar een heel klein stukje. Eigenlijk wil ik het hele gebied mee naar huis nemen, het tonen in alles wat het is, alle schoonheid vangen, maar wat ik werkelijk zie verschijnen zijn zesendertig losse vellen papier met rafelige inktvlekken erop.
Waarom wil ik zo graag dat het huis waar mijn oma opgroeide op een symbolische afstand ligt van Blankwater? Waarom heb ik de driehoek van de drie locaties al zeven keer uitgetekend, denkend, zoekend naar een reden?
Schrijver, beeldend kunstenaar. Lino- en houtsnede, illustratie.
VOORLAND (Ambo|Anthos, 2016)
SLOT (Gloude, 2020)
HET LIED VAN DE SPREEUW (Ploegsma, 2021)
DIT GAAT NOOIT VOORBIJ (Ploegsma, 2024)
www.instagram.com/octaviewolters
www.facebook.com/octaviewolters
Published author and linocut printmaker from The Netherlands.
EXPOSITIES en etalages:
* 2024: van 31/1-25/2: ETALAGE BOEKHANDEL VAN PIERE, EINDHOVEN
* 2024: vanaf 31 januari: ETALAGE PAAGMAN FRED, DEN HAAG
* 2024: vanaf februari: ETALAGE PAAGMAN DELFT
*2024: vanaf april: ETALAGE PAAGMAN GOUDA
* 2024: februari/maart: EXPO LIVIUS, TILBURG
* 2024: vanaf 12 februari: ETALAGE DE AMSTERDAMSE BOEKHANDEL
* 2024: 2 februari-14 april: EXPOSITIE GALLERY UNTITLED, ROTTERDAM
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL BOOMKER, HAREN (GR)
* 2024: 14 maart - eind april: EXPO BOEKHANDEL VEENENDAAL, AMERSFOORT
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL DE VRIES VAN STOCKUM, HAARLEM
* 2024: april/mei: EXPO BOEKHANDEL PEZZI PAZZI WEESP
* 2024: 16 maart: INTERVIEW&SIGNEREN, DEURENBERG, KERKRADE 15.20 u
* 2024: 6-28 april: EXPOSITIE BOEKHANDEL KRINGS, SITTARD
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL WAGNER, SASSENHEIM
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL IJBURG, AMSTERDAM
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL TINY STORIES, KORTRIJK (B)
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL WALRY, GENT (B)
* 2024: 9 januari-28 april:VOGELVREUGD, VALKHOFMUSEUM NIJMEGEN
* 2024: 27 maart-1 april: KUNSTRAI AMSTERDAM
* 2024: 9-12 mei: ART ON PAPER AMSTERDAM
* 2024: 30 sept-11 nov: BOEKHANDEL DE DRUKKERIJ, MIDDELBURG
* 2024: 2-13 oktober: GALERIE 158 ism SCHIEDAMS BOEKHUIS, SCHIEDAM
//Vragen? Je kunt me mailen op octaviewolters@gmail.com//
DE WEBSHOP IS OPEN
MEER INFO VIA octaviewolters.nl/webshop