Trui sliep die kerstnacht voor het eerst in anderhalf jaar diep. Zo diep dat ze de volgende ochtend pas na achten wakker werd. De Duitse soldaten waren nog in rust, het erf was leeg. Ze lag een poosje te luisteren naar de raspende ademhaling van Marie en keek naar Matthieu die in het bed naast haar lag, zijn gezicht volkomen ontspannen, zijn blonde haren in de war. Hij had hoge jukbeenderen, dat zat in de familie maar die van hem vielen extra op door zijn egale, symmetrische trekken. Aan de andere kant van het gordijn hoorde ze het zachte gesnurk van haar vader. Zachtjes stond ze op, sneed het brood, haalde vers water, een wat oudere militair stond zich net te scheren bij de pomp. Hij knipoogde naar haar terwijl ze de ketel vulde, vroeg of ze gisteren lekker gegeten hadden. Ze knikte, ze vond het moeilijk om onvriendelijk te doen, het was een aardige kerel.
Tweede kerstdag 1944 begon aanmerkelijk vroeger. Matthieu had geen rust in zijn benen, na een dag vrij jeukte het, hij was al vroeg uit bed. Het had flink gevroren, over de bevroren, harde grond kwam hij terugwandelen uit het bos, een vers geschoten fazant droeg hij aan de poten mee. De zonsopkomst was zachtroze. Rijp lag in ijzige kristallen over de struikhei, hij zag hoe zijn adem condenseerde. Trui kwam net de schuilkelder uit, ze had paps jas aangetrokken zag hij, ze stak haar hand op naar hem, hij moest glimlachen om de grote, met bont gevoerde wanten die ze ook van pap had gepikt. De heerlijkheid van nog een dag vrede voor de boeg.
De granaat kwam, zo dacht Trui later, vrijwel zonder geluid. Ze had alleen een licht fluiten gehoord, zich niet realiserend waar hetvandaan kwam. Hoe groot was de kans dat de mortier, die ongeveer drieëneenhalve kilometer verderop was afgevuurd, vanuit het geallieerdenkamp aan de Maasoever, precies hier terecht kwam? Hoe groot was de kans dat het projectiel, rekening houdend met de snelheid waarop Matthieu liep, de richting die hij had gekozen, hem precies ontmoette op exact deze locatie?
Het gebeurde voor haar ogen. Ze zag geen granaat, het enige dat ze zag was hoe haar broer tegen de grond sloeg, hoe zand opspatte, zijn ledematen zwaaiend als die van een lappenpop, en vervolgens stilte. Ze schreeuwde, rende naar hem toe, hij leefde nog. Ze knielde, greep zijn schouders, zag hoe het kruit zijn keel wegvrat, het duurde niet lang. Ze keek hem aan terwijl het licht langzaam wegtrok uit zijn ogen.
Ik vertelde het mijn kinderen vanochtend, zittend aan de ontbijttafel.
'Vandaag is het precies tachtig jaar geleden dat de broer van mijn oma geraakt werd door een geallieerde granaat.'
Ze smeerden hun kerstbroodje, dronken hun thee.
Het is zo veraf voor hen. Ze denken na over een andere oorlog, een nieuwe, de oude is gelegen in een andere wereld, waar alles nog zwart-wit was.
'Wat voel je erbij?' vroeg W.
Ik ademde uit, probeerde in mijn lichaam te voelen wat er in me aan de hand was. Mijn maag stond strak, de halve nacht had ik wakker gelegen van een stijve rug, het leek alsof elke spier in me gespannen stond. Vast van het overdadige kerstdiner bij mijn ouders had ik gedacht, maar ik wist niet zeker of dat wel waar was.
'Ik weet het niet,' antwoordde ik. 'Ik heb geen emoties bij de broer van mijn oma, ik heb hem nooit gekend, er sprak zelden iemand over hem.'
W knikte.
Ik twijfelde of het waar was wat ik zei. De afgelopen maanden heb ik Matthieu hier opgebouwd. Ik heb me ingeleefd in hem en de familie. Misschien was hij niet zoals de echte Matthieu maar het personage, wie ik dacht dat hij was, is gaan leven in mij. En nu is hij dood.
Ik zag een documentaire waarin werd uitgeleg hoe trauma werkt. Een vlooienkolonie wordt gevangen genomen in een doorzichtige jampot, de deksel wordt erop gedraaid en de pot wordt een flinke poos weggezet. Als de wetenschappers de pot weer opendraaien springt geen enkele vlo eruit. Ze hebben geleerd dat ze niet hoger kunnen springen dan de deksel. Zelfs als de wetenschappers de vlooien uit de pot halen, blijft de kolonie in precies dezelfde vorm zitten als toen ze nog in het glas zaten. Ze doen nog een belangrijke ontdekking: zodra de vlooien zich vermenigvuldigen zien ze dat hun nakomelimgen exact hetzelfde gedrag vertonen. Ze springen nooit hoger dan hun ouders en blijven de vorm van de oorspronkelijke pot vasthouden
De granaatinslag de letterlijke inslag in mijn familie geweest. De krater die hij vormde is de krater in mijn wortels. Het is het moment dat de vorm werd bepaald. Trui, mijn oma, zou de rest van haar leven de wegtrekkende blik in de ogen van haar broer voor zich zich zien, zijn weggevreten hals. En ze zou het grenzeloze verdriet en de redeloze woede die ze voelde voor de daders, de Engelse geallieerden, nooit kunnen uiten. Waren het de Duitsers maar geweest die het staakt-het-vuren hadden geschonden, dan was de gigantische woede adresseerbaar geweest.
Trui werd de glazen pot. Een stolp waarin een explosief mengel van grimmigheid, angst en leed gistte en culmineerde en die een leven lang net niet barstte.
De knotwilg staat op de hoek tussen de twee weilanden in, een iconische plek. Ik geloof in bijzondere plekken in het land, het zijn de plekken waar mensen van oudsher iets voelden, een kracht of een trilling. Het zijn de plekken waar altaars werden opgericht en kappelletjes werden gebouwd ter ere van... ja, waarvan? Niet op alle bijzondere plekken werd een devotieplaats opgericht, sommige zijn altijd stil gebleven. Zoals bij deze dikke knotwilg. Maar ik zou me zomaar kunnen voorstellen dat hier een weggenkruisje zou verschijnen. Mooi zou dat zijn. Ik heb wel eens bedacht dat ik op al de stille bijzondere plekken die ik ken een beeldje zou achterlaten. Een soort hedendaagse devotieplek. Niet ter ere van een God of lieve vrouwe maar ter ere van de natuur zelf. Maar misschien is dat ook wel hetzelfde.
Anderhalf jaar geleden is de dikke knotwilg geraakt door een blikseminslag. De stam scheurde deels doormidden en ik dacht dat het het einde van de boom was. Maar nee, hij kwam er wonderwel bovenop, maakte nieuwe scheuten en staat er steviger dan ooit bij.
De regen van de afgelopen dagen was overvloedig. Gisteren werden we wakker van onweer en felle hagelbuien. Omdat het vakantie is, bijna kerst, slapen we uit, luieren we, ik lees in de boeken over de Midden-Limburgse maasterrassen die ik van mijn ouders cadeau kreeg voor Sinterklaas. Hoewel ik vrijwel alle natuurgebieden in de streek op mijn duimpje ken van mijn wandelingen krijg ik door de boeken een soort luchtperspectief. Vanuit mijn wandelingen benaderde ik de gebieden als een patchworkdeken, door de boeken realiseer ik me dat alles aan elkaar vebonden is en in elkaar overloopt, ver de grens over zelfs. Nederland en Duitsland zijn wat natuur betreft zo met elkaar verweven dat, kijkend naar de luchtfoto's, het concept landsgrens iets volslagen idioots lijkt. We wandelen veel deze dagen. Dwars door de regen, heerlijk, dan zijn we de enigen op Blankwater. De hond is modderig en brengt ons een veertje, een roodbruine rand zit eraan, ik denk van een gans maar twijfel een beetje.
Ik denk aan een paar dagen geleden, ik lag in bed, buiten was het donker, een enorm lawaai trok op vanuit de verte. Hoe dichterbij het kwam hoe dreigender het voelde. Eerst dacht ik dat het een zware Duitse goederentrein was, later onderscheidde ik het karakteristieke klapwieken van een helikopter. Ik sprong uit bed, trok de gordijnen wat terug. Twee reusachtige Apache-helikopters vlogen vlak boven ons huis. Ik schrok, het leek wel alsof ze op ons dak zouden gaan landen. Snel opende ik internet en googelde, de ruiten trilden in hun sponningen. Het was een militaire oefening. De Apaches landden op de sportvelden van de middelbare school vlak achter ons huis. Het zware klapwieken verdween even snel als het gekomen was. Toch kon ik die nacht niet in slaap komen.
Kerstavond vanavond. We hebben kerststol gekocht en dekken de tafel mooi. Kerstboom aan, lampen uit. De laatste adventkaars heb ik bewaard voor vanavond. Precies tachtig jaar geleden vierde mijn familie ook kerst. Ik kan slecht een beeld vormen. Konden ze het woonhuis in? Zouden ze naar de nachtmis zijn geweest? Ik ken de kerk wel, een paar jaar geleden stierf mijn oudnicht, de dochter van Marie, ik had altijd veel contact met haar kinderen gehad, we waren samen opgegroeid, ongeveer even oud. De mis was traditioneel, ingetogen, zittend naast mijn zus had ik de band gevoeld, dat wat ons bond aan iets dat terug de tijd in ging, een wortel vormde, als van een knolgewas.
Trui had voor het eerst in maanden het gevoel dat ze weer adem kon halen, dat de zwaarte die al die tijd op haar borstkas rustte eindelijk oploste. De bulderende kanonnen achter de boerderij hielden eindelijk hun mond en ook in de wijde omtrek was het stil. Zelfs als ze haar oren spitste hoorde ze niets, behalve de wind die door de bosrand ging, ook de geallieerden aan de Maasoever waren stil. Mam klaarde op, het vooruitzicht van twee dagen zonder dreiging maakte haar rustiger. En hierna zou het vast snel gedaan zijn allemaal, die oorlog liep nu toch echt op zijn einde. Ze was zelfs zelf de schuur in gegaan om aardappels te halen, die stond ze nu zingen te schillen. Nu en dan een plons van een patat in het koude water in de teil. Trui dacht dat ze zelden iets mooiers had gehoord dan dit geluid. Het geluid van een wapenstilstand.
Ria kwam het erf oplopen met een mand aan haar arm, verse boter zat erin en een zakje echte koffie. Mam nam het dankbaar aan en haastte zich weer naar binnen, het was koud.
'Zien jullie Jan met kerst?'
Trui fluisterde, ook al had ze goed om zich heen gekeken dat niemand hen kon horen.
Ria schudde haar hoofd. Jan zat nog steeds ondergedoken, al had ze wel een berichtje van hem gekregen, via een geheim contactpersoon.
'Hij vroeg of ik Matthieu de groeten wilde doen.'
Trui knikte. Ze zou het hem straks doorgeven, als ze zeker wist dat niemand in de buurt was.
Matthieu en pap groeven een kerstboom uit, sleepten hem mee de woonkamer in. De Duitse soldaten keken toe, ze maakten een praatje, het waren aardige jongens en ze vertelden over hun familie ver in het oosten. Matthieu had medelijden met ze, ze waren nog zo jong, ze misten hun ouders en broertjes en zussen. Marie kwam even uit bed, ze hoestte nog steeds flink en was vermagerd, maar pap had konijnen in de strik, daar zou ze van opknappen.
Die avond zaten ze in volledige stilte aan de kersttafel. Ze baden. Hardop. Dat de oorlog snel voorbij mocht zijn.
'Je krijgt de groeten van Jan,' zei Trui. 'Ria was vanmiddag even hier.'
Ze legde haar hand even op die van Matthieu. Een traan rolde over zijn wang maar hij veegde hem snel weg. De gedachte aan zijn beste vriend die kerst zonder zijn familie in een koude natte kelder moest doorbrengen verteerde hem.
Daarna aten ze zoals ze in lange tijd niet gegeten hadden, met konijn gestoofd in goede boter en met echte koffie na. En ze hadden nog twee dagen in vrede voor de boeg. Wat een geluk.
Een week geleden vroor het een paar dagen matig, bij Blankwater lag er een laagje rijp over het land. Het moeras was dichtgevroren, niet erg, de hond zakte er meteen doorheen aan de ondiepe oever, het geluid van tingelend glas. Ik heb de blauwe kiekendief al een tijdje niet gezien maar gisteren hoorde ik hem wel, een paar krijsende schreeuwen achtereen. De blauwe kiekendief nestelt op de grond, zo las ik toen ik wat feiten opzocht over hem, dat wist ik nog niet. In het voorjaar ga ik goed opletten of ik iets zie tussen de bramenheuveltjes, dat lijkt me namelijk een goede plek voor hem.
Vandaag is het koud maar boven nul, grijs en regenachtig, ik moet mijn broekspijpen ophijsen om te voorkomen dat al mijn kleren modderig worden. In het pad tussen het ven en het moeras vinden we verse tractorsporen, en wat we denken blijkt ook waar te zijn: de koeien zijn opgehaald. Ik kijk treurig naar het opengelaten hek en de lege wei. Hè toch. Ik zal ze missen. De warme koeienlijven, het gesnuif als we langsliepen, hun grote ogen die ons volgden, het snuffelen met Wiesje. Langs de afrastering vind ik een herderstasje, die had ik nog niet, het plantje is al dor maar ik zie dat hij onlangs nog gebloeid heeft.
Ik heb nog veel nagedacht over het lichaam en de geest en hoe de twee zich tot elkaar verhouden in me. Hoe het lijf misschien wel de entiteit is waarin de angst zich ophoudt. Ik ga alles nog eens na, adem diep, loop met mijn hoofd in de wind en laat mijn gedachten ronddwalen terwijl mijn blik over de brem glijdt, in allerlei tinten groen, en daarachter het ven dat glinstert in de decemberse namiddagschemer. Ik denk aan een kennis die deze week is gestorven, jong nog, in de zomer had ik nog contact met hem, hij was net geopereerd en was genezen verklaard. Hij was blij, uitgelaten toen, ik feliciteerde hem met de goede uitslag. Een paar weken geleden was de ziekte terug en was er geen houden meer aan. De dood vrat hem op, in rauwe, harde halen. Hij was een van de meest gepassioneerde mensen die ik kende, er zat zoveel, tja, esprit, léven in hem. Ik vraag me af waar al zijn energie nu naartoe is, ik kan me maar moeilijk voorstellen dat het allemaal zomaar verdwenen is. Heel even stel ik me voor dat het hier rondwaait, meegenomen door de wind, het is overal, trekt aan de takken van de populieren, rimpelt het water, laat de panden van mijn jas wapperen. Maar ik weet zelf niet goed of ik dat wel geloof.
Ik vraag me af hoe het in het kleine boerderijtje op de hei is. De weken in aanloop naar kerst en nieuwjaar moeten taai zijn, de luchtaanvallen nemen nog meer toe. Aan de Maasoever zitten de geallieerden met een gigantisch arsenaal aan munitie en bommenwerpers. In de nachten is het lawaai verschrikkelijk, de vliegtuigen, het afweergeschut en aan de andere kant van het gordijn in de schuilkelder mam, die onafgebroken huilt als een gewond dier.
Rietgras lijkt op riet maar het is veel minder dramatisch. De pluimen zijn bescheidener en de bladeren hebben niet de duivelsbeet die rietbladeren hebben, de onregelmatige ribbeling halverwege. Op het verongelijkte gegak van de ganzen op de akkers na is het behoorlijk stil op Blankwater. Af en toe horen we het getik van een mees of vliegt er -rrrts rrrrts- een groenling uit de brem. We komen zelden nog iemand tegen en als we via De Lanck teruglopen moeten we aan de kant springen voor nu en dan passerende auto's die zich naar huis haasten. Bijna december.
Ik heb de afgelopen dagen veel nagedacht over de rol van het lichaam, mijn lichaam, in alles wat ik hier eerder schreef en daarmee ook in het verhaal van de geschiedenis van mijn familie. Het voelt vaak alsof ik mijn lijf meetors, alsof het een soort rugzak is die vastgegespt zit aan mijn geest. Het is mijn geest die zich door het leven beweegt, maar hij moet een grote homp vlees meezeulen. In de homp schuilt het onheil: het lichaam kan in gevaar komen: het kan gewond raken bij een auto-ongeluk, het kan geraakt worden door een kogel, het moet zichzelf onder de arm nemen en vluchten bij een oorlog, het kan ziek worden, het kan sterven. De geest is lucht, open, de geest is de eeuwigheid. Het lichaam is een last, een heel zwaar ongerief.
Ik heb eigenlijk altijd gedacht dat mijn angsten, depressies en dysthyme eigenschappen zich afspeelden in mijn geest. Mentale problemen zijn immers problemen van de psyche, het onaanraakbare, de ziel. Bovendien wás ik mijn geest, mijn volledige persoonlijkheid besloeg mijn geest, aan het lichaam heb ik zelden aandacht geschonken. Mijn hele leven heb ik in mijn geest gevochten, gewerkt, behandeld. Pas nu ik dit stuk schrijf realiseer ik me dat ik misschien altijd in de verkeerde regio aan het zoeken was.
Sinds een aantal jaren is het aandeel van mijn lichaam in mijn werk langzaam toegenomen. Na mijn laatste depressie begon ik met het maken van linosnedes maken, zware fysieke arbeid maar met een grote component in het brein: het nadenken over hoe het werk te spiegelen, het kiezen voor zwart of wit, het gaf me rust omdat ik mijn geest ermee voedde. Mijn schreeuwende hoofd kwam tot rust door het een hoop beslissinkjes te laten maken: bij ieder kerfje moest ik nadenken en daarmee verdween de stroom aan gedachten en angsten naar de achtergrond. Lino is een techniek die veel beperkingen kent, niet alles wat ik bedenk is uitvoerbaar en dat vond ik jarenlang erg prettig. De omheining die het me bood maakte me kalm, het was een stramien waarop ik me kon voortbewegen. In der Beschränkung zeigt sicht der Meister (in de beperking toont zich de meester) was mijn lijfspreuk. Ik wierp een afrastering op die me veilig liet voelen.
Zonder dat ik er erg in had is het werken in lino overgegaan in iets totaal anders. Ik maak grote houten objecten, eerst deed ik dat naast mijn werk als lino-kunstenaar, maar op dit moment is het eigenlijk het enige dat ik nog doe. Ik versleep enorme houten platen, zaag er figuren uit en beschilder ze. Het werk is enorm kleurrijk en ik ervaar een zeldzame vrijheid. Er is geen stramien meer, ik ben volledig vrij en mijn fantasie gaat helemaal op de loop. En voor het eerst in mijn leven heb ik het gevoel: ik werk met mijn lichaam. Mijn rug draagt de platen, mijn armen tillen de zaag, mijn benen ondersteunen het gewicht, mijn handen schilderen. Ik denk amper na, ik maak wat er uit me vloeit. Uit mijn lijf.
Voor het eerst in mijn leven draagt mijn lichaam mijn geest in plaats van andersom.
Ik ben al een paar dagen aan het twijfelen hoe ik de winter door ga brengen, afdruksgewijs. Ik heb meer teksten in mijn hoofd dan Blankwater plantjes heeft op dit moment. De spoeling wordt dun, het heeft gevroren en dus begint het groen overal te slinken. Ook heb ik al heel veel plantensoorten afgedrukt, het wordt nu wachten op de lente tot zich nieuwe soorten aandienen. Ik zou een pauze kunnen inlassen, wel schrijven maar zonder afdrukken erbij of helemaal een andere invalshoek zoeken. Ondertussen pluk ik wat weegbree, dat is een taaie, die staat er nog wel een tijd. En zo zijn er nog wel een paar. Ik kan nog heel eventjes vooruit. De oplossing dient zich vast vanzelf aan.
We horen schoten, eind november is het, dan wordt er weer volop gejaagd. De schoten klinken vanuit de Duitse kant van de grens. Ik vind het altijd een angstaanjagend geluid, ook al klinkt het ver weg, en ik heb bij elk schot dat ik hoor de neiging om mijn hoofd omlaag te bewegen. Stel je voor, zo'n kogel raak verdwaald en komt in mij terecht. Ik zie de krantenkop al voor me. Hoe ver is het bereik eigenlijk van zo'n jachtgeweer? Ik zie mezelf neerzijgen op het pad, bloed dat traag uit me stroomt en zich vermengt met de modder. Ach, op zich zou het best mooi symbolisch kunnen zijn.
W en ik bespreken de situatie in de wereld. Europa brokkelt langzaam af, uit allerlei hoeken dreigt gevaar.
'Ik dacht dat er nooit een derde wereldoorlog zou komen,' zegt W, 'maar daar ben ik nu niet zo zeker meer van.'
Ik knik en huiver. W is de meest positieve persoon op aarde. Zijn optimisme kent geen grenzen, als hij zoiets zegt moet er een kern van waarheid in zitten.
's Nachts in bed lig ik ervan wakker. Ik draai om mijn as als een braadhaan en pieker over hoe dat dan moet, als er een oorlog komt. Mijn referentiekader is het verhaal dat ik ken uit mijn familie. Een ding weet ik zeker zo in het holst van de nacht: we moeten een schuilkelder hebben.
Dat is ingewikkeld, ons huis is in een heuvel gebouwd, mijn atelier ligt op straatniveau, de rest van de woonlagen zijn erboven opgebouwd. Het huis ligt dus heel hoog, en wat je als kelder zou kunnen beschouwen, mijn atelier dus, is helemaal geen kelder. Daar heb je helemaal niks aan als de bommen uit de lucht vallen. Ik zie mezelf al met een schop in de weer om in de tuin te gaan graven.
's Ochtends, als de duisternis van mijn nachtelijke brein wat is opgetrokken, wijs ik mezelf terecht. Er is nu niks aan de hand waar we ons direct zorgen over moeten maken, alles loopt altijd anders dan ik denk, de tweede wereldoorlog is geen blauwdruk voor wat komen gaat. Als er al iets gaat gebeuren dan zal dat vast heel anders verlopen dan wat ik ken. Wel merk ik dat er zich een mokkend gevoel van me meester maakt: stel nou dat er inderdaad een oorlog komt, in welke vorm dan ook, dan heb ik voor niks zo hard gevochten om mij en de generaties na me te ontdoen van al het familietrauma. Zul je net zien: heb ik alles netjes verwerkt en opgeruimd, krijgen we een nieuwe strijd voor onze kiezen. Begint alles weer van voren af aan.
Schrijver, beeldend kunstenaar. Lino- en houtsnede, illustratie.
VOORLAND (Ambo|Anthos, 2016)
SLOT (Gloude, 2020)
HET LIED VAN DE SPREEUW (Ploegsma, 2021)
DIT GAAT NOOIT VOORBIJ (Ploegsma, 2024)
www.instagram.com/octaviewolters
www.facebook.com/octaviewolters
Published author and linocut printmaker from The Netherlands.
EXPOSITIES en etalages:
* 2024: van 31/1-25/2: ETALAGE BOEKHANDEL VAN PIERE, EINDHOVEN
* 2024: vanaf 31 januari: ETALAGE PAAGMAN FRED, DEN HAAG
* 2024: vanaf februari: ETALAGE PAAGMAN DELFT
*2024: vanaf april: ETALAGE PAAGMAN GOUDA
* 2024: februari/maart: EXPO LIVIUS, TILBURG
* 2024: vanaf 12 februari: ETALAGE DE AMSTERDAMSE BOEKHANDEL
* 2024: 2 februari-14 april: EXPOSITIE GALLERY UNTITLED, ROTTERDAM
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL BOOMKER, HAREN (GR)
* 2024: 14 maart - eind april: EXPO BOEKHANDEL VEENENDAAL, AMERSFOORT
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL DE VRIES VAN STOCKUM, HAARLEM
* 2024: april/mei: EXPO BOEKHANDEL PEZZI PAZZI WEESP
* 2024: 16 maart: INTERVIEW&SIGNEREN, DEURENBERG, KERKRADE 15.20 u
* 2024: 6-28 april: EXPOSITIE BOEKHANDEL KRINGS, SITTARD
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL WAGNER, SASSENHEIM
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL IJBURG, AMSTERDAM
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL TINY STORIES, KORTRIJK (B)
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL WALRY, GENT (B)
* 2024: 9 januari-28 april:VOGELVREUGD, VALKHOFMUSEUM NIJMEGEN
* 2024: 27 maart-1 april: KUNSTRAI AMSTERDAM
* 2024: 9-12 mei: ART ON PAPER AMSTERDAM
* 2024: 30 sept-11 nov: BOEKHANDEL DE DRUKKERIJ, MIDDELBURG
//Vragen? Je kunt me mailen op octaviewolters@gmail.com//
DE WEBSHOP IS OPEN
MEER INFO VIA octaviewolters.nl/webshop