Vanaf ongeveer half januari begint de hazelaar te bloeien. Dat weet ik omdat ik dan steevast proestend en gorgelend door Blankwater loop. Het aantal hazelaars is niet heel groot, en meestal zijn het amper bomen te noemen, slechts hier en daar een twijg aan de slootkant, maar toch. Genoeg om me te laten traanogen. Vooralsnog is het gelukkig oktober. De herfst is een goede tijd voor hooikoortspatiënten. Ik wentel me in onze dagelijkse wandelingen, ik houd zoveel van de herfst, mijn geluk kan niet op.
Er is een regenboog, een hele grote, hele heldere. We zien hem de hele weg vanuit huis richting Blankwater. De lucht eromheen is van een soort lucide loodgrijs.
'Kijk, hij staat bij de Duitse berg,' zeg ik tegen W als we door de velden komen.
'Haha,' zegt W.
'Nee, echt!'
Maar hoe verder we komen, hoe meer de regenboog zich lijkt te verplaatsen naar achteren. Eenmaal bij Blankwater blijkt hij helemaal niet bij de Duitse berg te staan, ik vraag me af waar dan wel. Het is wel wonderlijk, we zien hem hier wel als een grote, volledige boog, alsof hij een beschermend gewelf over de bossen vormt. Ik ga eronder staan, W neemt een foto. Op de foto lijkt het alsof ik er precies onder sta. Beschermd door iets dat mijlenver weg is.
Precies tachtig jaar geleden, in oktober 1944, beginnen de zware bombardementen in de stad. Alle bewoners vluchten de kelders in, niet meer alleen de mannen, zware beschietingen leggen het hele openbare leven plat. Trui, Marie en Matthieu horen de bommen inslaan, mam ligt met haar handen op haar oren te huilen in bed. De Duitsers op het erf zijn geagiteerd, het afweergeschut buldert de hele nacht, grote, lompe vrachtwagens rijden af en aan met nieuwe munitie. Trui kijkt vaak naar de kleine boerderij vanuit de kieren in de schuilhut. Haar vader heeft het huis zelf gebouwd in 1920, ze stelt zich voor dat huizen kunnen voelen en vraagt zich af welke emoties er nu door het gebouw zouden gaan. Het lijkt alsof het dak zucht, de muren rillen, een huivering die door de spanten trekt, de soldaten als luizen in de pels van zich af wil schudden.
De populieren staan in een streng gelid aan weerszijden van het pad, en verderop in de wei nog een heel bos. Aangeplant, dat zie je zo, maar toch vind ik het iets moois hebben, die ijzeren regelmaat waarin ze staan. Ze verloren als een van de eerste bomen hun blad maar wat ik niet begrijp is waarom er in de toppen, aan de uiterste puntjes van de lange, omhoogstekende takkenarmen, nog plukjes bladeren zitten. De hele boom is kaal, op het hoogste punt na. Terwijl ik toch zou denken dat juist op dat punt de wind het hardst zou trekken. Ik raap een blad van de grond, het is zwart met geel gemêleerd, ik vind de kleurencombinatie (vanzelfsprekend) prachtig. Ik voel eraan, als het te droog is kan ik het niet meer afdrukken, dan verpulvert het onder mijn inktroller. Maar nee, het bevat nog genoeg vocht. Het betekent wel dat ik nu gauw naar huis moet en het dan meteen moet inrollen, de soepelheid zal snel verdwenen zijn.
Af en toe hoort Matthieu nog wel eens wat van Jan van de Post, altijd via Ria, die mondjesmaat op de hoogte wordt gehouden.
Ze zitten bij elkaar aan de kleine tafel, mam en pap liggen al op hun matrassen aan de andere kant van het gordijn. Marie stopt een paar sokken bij het lampje, ze is weer wat bijgekomen, al zitten er nog steeds grote zwarte randen onder haar ogen.
Matthieu fluistert, al kan niemand ze horen, de Duitsers komen nooit in de buurt van de hut. Ze kunnen de oplichtende puntjes van hun sigaretten zien als ze door de spleten tussen de kuilrand en het dak gluren, maar het erf is ver weg. Het is een zeldzaam rustige nacht, geen vliegtuigen of kanonnen, het enige dat ze horen is nu en dan een vos of marter die rond de hut scharrelt, of misschien soms een das.
'Dus ze zitten nog steeds in de tunnels?' vraagt Trui.
Matthieu buigt zich voorover, praat nu nog zachter.
Jan zit met een groep jongens in de kelder van de jongensschool.'
'Oh echt?'
Trui en Marie kennen de school goed, hij ligt vlak bij de kapel waar ze voor de oorlog vaak naar de mis gingen op zondagochtend. In de zomer werd de mis buiten opgedragen in het park naast de kerk. Trui denkt aan hoe ze door de velden fietsten, hun haren in de warme wind, de gele korenvelden, de leeuwerik, dan de stad met zijn lange laan, hoe ze hun fietsen tegen de heg van het park zetten, de lange rijen betonnen banken. Hoe het bladerdak boven hen het licht filterde. En na de mis iets drinken bij het café ertegenover. Pap een jonge klare, mam een borreltje, de kinderen limonade. Een steek gaat door haar heen. Zal het ooit weer hetzelfde worden als toen? Een naar voorgevoel glijdt als een schaduw over haar heen, ze bijt op haar lip.
De hond is gek op mais en heeft al snel een kolfje gevonden op het pas geoogste veld. De kleine, onvolgroeide kolven worden achtergelaten, de grote, glanzende perfecte exemplaren worden opgeladen in de machines. De restanten die her en der verspreid liggen, zijn dan wel klein en hier en daar wat aangetast, het is hier in de schemering feest voor het wild. En nu dus ook voor Wiesje. Als ik haar haar gang laat gaan verslindt ze de mais zonder kauwen maar de gevolgen daarvan zijn niet fraai en ik pak haar de kolf af. Dat gaat niet zonder slag of stoot, ze blijft koppig haar tanden erin zetten terwijl ik probeer te trekken, uiteindelijk pas ik de altijd werkende noodgreep toe: ik druk haar neusgaten dicht, dan laat ze los. Zo. Nu kunnen we weer verder. De rest van de weg loopt ze mokkend naast me, of nou ja, dat denk ik dan, alles is natuurlijk projectie.
Marie heeft een ernstige longontsteking. De arts luistert hoofdschuddend naar haar longen en wil haar eigenlijk opnemen. Maar het lazaret ligt tot de nok vol en hij laat haar met tegenzin achter in de schuilhut. De medicatie slaat gelukkig snel aan en Trui is opgelucht maar ziet tegelijkertijd hoe de schimmels zich een weg vreten in de vochtige ruimte. Ze verwarmen de hut op de koude dagen met een kleine houtkachel maar het hout dat ze vinden in het bos is nat, het brandt slecht en van de rook gaat Marie alleen nog maar harder hoesten. Bovendien tocht het onophoudelijk. Ze vraagt zich af hoe dat in de toekomst zal gaan met Marie's zwakke gestel. De geallieerden doen hun best maar het einde is nog lang niet in zicht. Ze slapen geen nacht meer, het luchtalarm loeit onophoudelijk, het afweergeschut van de Duitsers op het erf buldert zo hard dat ze de grond waarin ze zitten trilt. Als de kanonnen afgaan hoort ze het zand afbrokkelen en naar beneden ritselen. Ze zitten nu al bijna een jaar vrijwel onafgebroken in de schuilkelder en af en toe betrapt ze zich op de gedachte dat ze niet weet wat er erger zou zijn: een granaat die in één keer de hut met hen erin weg zou vagen of nog langer deze vieze, smerige ellende. Maar dan raapt ze zichzelf bijelkaar, helpt Matthieu en pap op het land, er moet geoogst worden.
De mais is geoogst. Gek, heb ik maanden langs een aanwassende muur van mais gelopen, nu hij weg is heb ik het niet meteen in de gaten. Er is iets anders, het licht valt anders, de wind is voelbaarder, maar pas als ik recht voor de stobben sta realiseert mijn brein zich langzaam dat er geoogst is. Soms lijkt het wel alsof ik elke status quo al zo vaak gezien heb in mijn leven dat alles even normaal voelt. Of het nu een maisveld is in aanplant, in volle bloei of het kale veld met de afgehakte stobben, alles is even vanzelfsprekend.
Ik steek de beek over, op zoek naar het kadaver waarvan ik dacht dat het in het veld lag de afgelopen weken. Maar zover het veld zich uitstrekt, ik zie niks. Gek, zou het weggesleept zijn zodra het licht erop viel? Opgevreten door de kraaien? Zou de boer het opgeruimd hebben? Of lag het misschien helemaal niet in de mais al die tijd, maar verderop, waar de begroeiing over de beek helt. Ik weet het niet, maar de geur is verdwenen, dus dit raadsel zal nooit opgelost worden.
'De dokter moet komen.'
Trui ligt op haar matras, haar elleboog onder haar hoofd, ze kijkt naar Marie. Die stikt bijna in een hoestbui. De hele nacht heeft ze geluisterd naar het raspen van Marie's luchtwegen, haar ademhaling zit hoog en is vlak en onregelmatig.
'Ja ja,' zucht Marie.
Ze is uitgeput, haar ogen liggen diep in hun kassen, haar toch al tengere lijf is magerder dan ooit.
'Ik rij er wel langs met de kar,' zegt Matthieu, ik moet straks toch naar het dorp.
'Zeg dat er haast bij is,' zegt Trui.
Dan gooit ze haar dekens van zich af, buiten regent het, al zeven dagen op rij. Het water sijpelt via de ijzeren dakplaten langs de kuilmuren omlaag. Voor ze haar klompen aan kan doen moet ze er eerst een laagje water uitgieten.
Ik blijf maar het gevoel houden dat ik dit niet mag schrijven. Eerst dacht ik dat het lag aan het verhaal van mijn oma die een relatie had met een jongen die de kant van de Duitsers koos. Maar ook nu ik het echte familieverhaal schrijf bekruipt me steeds opnieuw de gedachte dat ik een geheim aan het onthullen ben. Maar het is geen geheim. Het is een verhaal als alle andere oorlogsverhalen, er is niets om me voor te schamen. En toch is hij er, de schaamte. Ik begrijp niet waarom.
Met mijn ouders spreek ik over de oorlog, ik laat ze een foto zien van ons huis, daarop staat hoe de Duisers met hun paardenkarren onze straat bezetten op 10 mei 1940. Het is onmiskenbaar, ons huis is heel karakteristiek, dat herken je zelfs door het korrelige zwart-wit heen. Ik ben misschien nog het meest verbaasd over de gestreepte luifels boven de ramen. Exact die gestreepte luifels hebben wij ook. Het zullen niet meer de originele zijn maar blijkbaar hebben bewoners vóór ons steeds opnieuw gekozen voor luifels in hetzelfde patroon.
Mijn ouders buigen zich over de foto.
'Kwamen ze met paard en kar? Dat wist ik helemaal niet,' zegt mijn vader.
Mijn moeder schudt haar hoofd.
'Er werd niet gepraat over de oorlog,' zegt ze.
Ik schuif heen en weer over mijn stoel, ik heb ze nog niks verteld over dit project.
'De eerste generatie maakte het mee en kon er niet over praten,' zeg ik. 'De tweede generatie zijn hun kinderen, in hen zat de oorlog geïncorporeerd. De derde generatie haalt boven wat er nog boven te halen valt. Dat ben ik. En ik schrijf het op zodat het niet verloren gaat voor onze kinderen.'
Mijn ouders zwijgen.
Er is een geallieerd vliegtuig neergestort een paar kilometer verderop, in het veld bij de leemkuil. Trui en Marie horen de doffe klap tot in de schuilkelder, mam begint te huilen. Trui gaat bij haar liggen. De matrassen trekken vochtig op, de beschoeiing begint te schimmelen. Marie heeft een hoestje waar ze niet vanaf komt. De inzittenden van het neergestorte vliegtuig blijken Engelse soldaten te zijn, vier, ze zijn allemaal dood. De lichaamsdelen liggen over de straat verspreid. De Duitsers snijden de vingers eraf, de gouden trouwringen verdwijnen in hun zakken. Buurtbewoners moeten de jongens begraven maar ze hebben geen kisten waar ze in passen. Het moet toch gebeuren, dus ze proppen net zo lang tot het wel past.
Schrijver, beeldend kunstenaar. Lino- en houtsnede, illustratie.
VOORLAND (Ambo|Anthos, 2016)
SLOT (Gloude, 2020)
HET LIED VAN DE SPREEUW (Ploegsma, 2021)
DIT GAAT NOOIT VOORBIJ (Ploegsma, 2024)
www.instagram.com/octaviewolters
www.facebook.com/octaviewolters
Published author and linocut printmaker from The Netherlands.
EXPOSITIES en etalages:
* 2024: van 31/1-25/2: ETALAGE BOEKHANDEL VAN PIERE, EINDHOVEN
* 2024: vanaf 31 januari: ETALAGE PAAGMAN FRED, DEN HAAG
* 2024: vanaf februari: ETALAGE PAAGMAN DELFT
*2024: vanaf april: ETALAGE PAAGMAN GOUDA
* 2024: februari/maart: EXPO LIVIUS, TILBURG
* 2024: vanaf 12 februari: ETALAGE DE AMSTERDAMSE BOEKHANDEL
* 2024: 2 februari-14 april: EXPOSITIE GALLERY UNTITLED, ROTTERDAM
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL BOOMKER, HAREN (GR)
* 2024: 14 maart - eind april: EXPO BOEKHANDEL VEENENDAAL, AMERSFOORT
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL DE VRIES VAN STOCKUM, HAARLEM
* 2024: april/mei: EXPO BOEKHANDEL PEZZI PAZZI WEESP
* 2024: 16 maart: INTERVIEW&SIGNEREN, DEURENBERG, KERKRADE 15.20 u
* 2024: 6-28 april: EXPOSITIE BOEKHANDEL KRINGS, SITTARD
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL WAGNER, SASSENHEIM
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL IJBURG, AMSTERDAM
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL TINY STORIES, KORTRIJK (B)
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL WALRY, GENT (B)
* 2024: 9 januari-28 april:VOGELVREUGD, VALKHOFMUSEUM NIJMEGEN
* 2024: 27 maart-1 april: KUNSTRAI AMSTERDAM
* 2024: 9-12 mei: ART ON PAPER AMSTERDAM
* 2024: 30 sept-11 nov: BOEKHANDEL DE DRUKKERIJ, MIDDELBURG
//Vragen? Je kunt me mailen op octaviewolters@gmail.com//
DE WEBSHOP IS OPEN
MEER INFO VIA octaviewolters.nl/webshop