De hond is gek op mais en heeft al snel een kolfje gevonden op het pas geoogste veld. De kleine, onvolgroeide kolven worden achtergelaten, de grote, glanzende perfecte exemplaren worden opgeladen in de machines. De restanten die her en der verspreid liggen, zijn dan wel klein en hier en daar wat aangetast, het is hier in de schemering feest voor het wild. En nu dus ook voor Wiesje. Als ik haar haar gang laat gaan verslindt ze de mais zonder kauwen maar de gevolgen daarvan zijn niet fraai en ik pak haar de kolf af. Dat gaat niet zonder slag of stoot, ze blijft koppig haar tanden erin zetten terwijl ik probeer te trekken, uiteindelijk pas ik de altijd werkende noodgreep toe: ik druk haar neusgaten dicht, dan laat ze los. Zo. Nu kunnen we weer verder. De rest van de weg loopt ze mokkend naast me, of nou ja, dat denk ik dan, alles is natuurlijk projectie.
Marie heeft een ernstige longontsteking. De arts luistert hoofdschuddend naar haar longen en wil haar eigenlijk opnemen. Maar het lazaret ligt tot de nok vol en hij laat haar met tegenzin achter in de schuilhut. De medicatie slaat gelukkig snel aan en Trui is opgelucht maar ziet tegelijkertijd hoe de schimmels zich een weg vreten in de vochtige ruimte. Ze verwarmen de hut op de koude dagen met een kleine houtkachel maar het hout dat ze vinden in het bos is nat, het brandt slecht en van de rook gaat Marie alleen nog maar harder hoesten. Bovendien tocht het onophoudelijk. Ze vraagt zich af hoe dat in de toekomst zal gaan met Marie's zwakke gestel. De geallieerden doen hun best maar het einde is nog lang niet in zicht. Ze slapen geen nacht meer, het luchtalarm loeit onophoudelijk, het afweergeschut van de Duitsers op het erf buldert zo hard dat ze de grond waarin ze zitten trilt. Als de kanonnen afgaan hoort ze het zand afbrokkelen en naar beneden ritselen. Ze zitten nu al bijna een jaar vrijwel onafgebroken in de schuilkelder en af en toe betrapt ze zich op de gedachte dat ze niet weet wat er erger zou zijn: een granaat die in één keer de hut met hen erin weg zou vagen of nog langer deze vieze, smerige ellende. Maar dan raapt ze zichzelf bijelkaar, helpt Matthieu en pap op het land, er moet geoogst worden.
De mais is geoogst. Gek, heb ik maanden langs een aanwassende muur van mais gelopen, nu hij weg is heb ik het niet meteen in de gaten. Er is iets anders, het licht valt anders, de wind is voelbaarder, maar pas als ik recht voor de stobben sta realiseert mijn brein zich langzaam dat er geoogst is. Soms lijkt het wel alsof ik elke status quo al zo vaak gezien heb in mijn leven dat alles even normaal voelt. Of het nu een maisveld is in aanplant, in volle bloei of het kale veld met de afgehakte stobben, alles is even vanzelfsprekend.
Ik steek de beek over, op zoek naar het kadaver waarvan ik dacht dat het in het veld lag de afgelopen weken. Maar zover het veld zich uitstrekt, ik zie niks. Gek, zou het weggesleept zijn zodra het licht erop viel? Opgevreten door de kraaien? Zou de boer het opgeruimd hebben? Of lag het misschien helemaal niet in de mais al die tijd, maar verderop, waar de begroeiing over de beek helt. Ik weet het niet, maar de geur is verdwenen, dus dit raadsel zal nooit opgelost worden.
'De dokter moet komen.'
Trui ligt op haar matras, haar elleboog onder haar hoofd, ze kijkt naar Marie. Die stikt bijna in een hoestbui. De hele nacht heeft ze geluisterd naar het raspen van Marie's luchtwegen, haar ademhaling zit hoog en is vlak en onregelmatig.
'Ja ja,' zucht Marie.
Ze is uitgeput, haar ogen liggen diep in hun kassen, haar toch al tengere lijf is magerder dan ooit.
'Ik rij er wel langs met de kar,' zegt Matthieu, ik moet straks toch naar het dorp.
'Zeg dat er haast bij is,' zegt Trui.
Dan gooit ze haar dekens van zich af, buiten regent het, al zeven dagen op rij. Het water sijpelt via de ijzeren dakplaten langs de kuilmuren omlaag. Voor ze haar klompen aan kan doen moet ze er eerst een laagje water uitgieten.
Ik blijf maar het gevoel houden dat ik dit niet mag schrijven. Eerst dacht ik dat het lag aan het verhaal van mijn oma die een relatie had met een jongen die de kant van de Duitsers koos. Maar ook nu ik het echte familieverhaal schrijf bekruipt me steeds opnieuw de gedachte dat ik een geheim aan het onthullen ben. Maar het is geen geheim. Het is een verhaal als alle andere oorlogsverhalen, er is niets om me voor te schamen. En toch is hij er, de schaamte. Ik begrijp niet waarom.
Met mijn ouders spreek ik over de oorlog, ik laat ze een foto zien van ons huis, daarop staat hoe de Duisers met hun paardenkarren onze straat bezetten op 10 mei 1940. Het is onmiskenbaar, ons huis is heel karakteristiek, dat herken je zelfs door het korrelige zwart-wit heen. Ik ben misschien nog het meest verbaasd over de gestreepte luifels boven de ramen. Exact die gestreepte luifels hebben wij ook. Het zullen niet meer de originele zijn maar blijkbaar hebben bewoners vóór ons steeds opnieuw gekozen voor luifels in hetzelfde patroon.
Mijn ouders buigen zich over de foto.
'Kwamen ze met paard en kar? Dat wist ik helemaal niet,' zegt mijn vader.
Mijn moeder schudt haar hoofd.
'Er werd niet gepraat over de oorlog,' zegt ze.
Ik schuif heen en weer over mijn stoel, ik heb ze nog niks verteld over dit project.
'De eerste generatie maakte het mee en kon er niet over praten,' zeg ik. 'De tweede generatie zijn hun kinderen, in hen zat de oorlog geïncorporeerd. De derde generatie haalt boven wat er nog boven te halen valt. Dat ben ik. En ik schrijf het op zodat het niet verloren gaat voor onze kinderen.'
Mijn ouders zwijgen.
Er is een geallieerd vliegtuig neergestort een paar kilometer verderop, in het veld bij de leemkuil. Trui en Marie horen de doffe klap tot in de schuilkelder, mam begint te huilen. Trui gaat bij haar liggen. De matrassen trekken vochtig op, de beschoeiing begint te schimmelen. Marie heeft een hoestje waar ze niet vanaf komt. De inzittenden van het neergestorte vliegtuig blijken Engelse soldaten te zijn, vier, ze zijn allemaal dood. De lichaamsdelen liggen over de straat verspreid. De Duitsers snijden de vingers eraf, de gouden trouwringen verdwijnen in hun zakken. Buurtbewoners moeten de jongens begraven maar ze hebben geen kisten waar ze in passen. Het moet toch gebeuren, dus ze proppen net zo lang tot het wel past.
Het ruikt al een paar dagen smerig bij het pad dat vanuit De Lanck naar het moeras loopt. De geur van dood dier. Ik denk dat er een kadaver in het maisveld ligt, een flink lijk moet het zijn want de geur verspreidt zich over een grote oppervlakte. Ik loop er iedere keer langs met mijn mouw voor mijn mond en neus maar dat helpt amper en vraag me af of er nu geen kleine doodlichaamsdeeltjes in mij terechtkomen. Bestaat geur uit onzichtbare deeltjes die door de lucht zweven? En adem ik die in? Als dat zo is zwerven er piepkleine deeltjes van het stoffelijk overschot door mijn lichaam.
Ik zou soms willen schrijven over al de geuren van Blankwater, maar het voelt alsof het zinloos is. Er is niets zo moeilijk in woorden te vatten dan geur. Maar als er kleine kadaverdeeltjes door me zwerven door het dode dier in het maisveld dan betekent dat ook dat mijn lichaam is opgebouwd uit de doorzichtige geur van het ven op een heldere dag. De donkere geur van de omgewoelde aarde waar de zwijnen zijn geweest. De zacht stoffige geur van een bijna rijp korenveld. De gronderige lucht van de dassenburcht in aanbouw. De zure geur van vroeg gevallen populierenbladeren. Het gas uit het moeras, de rottende boomstronk in het moeras. De bedjes van de wilde varkens tussen de varens. De heel licht paardachtige geur van een ree zodat ik weet dat het hier net voor mij is geweest.
Overdag gaat het werk op de boerderij door, er moet voedsel worden verbouwd. De Duitsers hangen rond, liggen te roken in de schuur, ze zijn vaak nog piepjong. Ze zijn lang niet allemaal onaardig, sommige zitten duidelijk verelegen om een praatje en proberen een gesprekje met Trui aan te knopen. Maar ondertussen hebben ze haar fiets gevorderd en moet ze alle boodschappen nu te voet halen in het dorp en in de stad.
Ik had al vaker varenbladeren afgedrukt maar altijd de gewone varens uit onze tuin. Dit keer neem ik er een mee van Blankwater, een adelaarsvaren, en ik verbaas me bij het plukken al over het verschil. De takken zijn zoveel taaier, de bladeren lijken wel van heel stevig plastic, een wasachtige laag ligt erover heen. De bosomgeving vergt natuurlijk veel meer stevigheid dan de luwte van een stadstuin, al voel ik in de harde, onbuigzame bladeren ook een vorm van weerspannigheid, starheid. Bij het inrollen glijdt de inkt vrijwel meteen van het groen.
De Engelsen vliegen elke nacht over met hun bommenwerpers en de flakkanonnen achter de kleine boerderij bulderen aanhoudend. De familie verblijft vrijwel continu in de schuilhut in het bos, een diepe kuil met daarop een dak van metalen platen waarop ze heiplaggen hebben gelegd. Als je niet weet dat er een schuilkelder ligt zou je het niet zien. Matthieu heeft samen met pap de wanden verstevigd met een houten beschoeiiing, op de grond liggen planken. Trui en Marie hebben het vanbinnen gezellig gemaakt, Trui heeft een tapijt over de planken gelegd en mams lievelingsschilderij opgehangen. Ze maakt zich zorgen over mam, die ineengedoken op een stoel in een hoek van de kelder zit, er komt al weken geen woord uit. Behalve 's nachts, als de vliegtuigen overkomen, dan hoort ze haar huilen van angst.
Matthieu heeft gehoord dat Jan van de post niet naar Duitsland is gegaan, maar samen met een flinke groep jongens en mannen ondergedoken zit in de onderaardse gangenstelsels van de stad. Er zijn nauwelijks meer mannen te vinden bovengronds, de vrouwen regelen het dagelijks leven. Ze voorzien de kelders van eten, in het grote huis op de heuvel, met de luiken, aan de doorgaande weg richting het centrum richten ze een verzetsgroep op. De Duitsers voelen dat er iets niet in de haak is, het aantal huiszoekingen wordt opgevoerd, maar zonder succes. Zowel de mannen als de verzetsgroep worden niet ontdekt.
Schrijver, beeldend kunstenaar. Lino- en houtsnede, illustratie.
VOORLAND (Ambo|Anthos, 2016)
SLOT (Gloude, 2020)
HET LIED VAN DE SPREEUW (Ploegsma, 2021)
DIT GAAT NOOIT VOORBIJ (Ploegsma, 2024)
www.instagram.com/octaviewolters
www.facebook.com/octaviewolters
Published author and linocut printmaker from The Netherlands.
EXPOSITIES en etalages:
* 2024: van 31/1-25/2: ETALAGE BOEKHANDEL VAN PIERE, EINDHOVEN
* 2024: vanaf 31 januari: ETALAGE PAAGMAN FRED, DEN HAAG
* 2024: vanaf februari: ETALAGE PAAGMAN DELFT
*2024: vanaf april: ETALAGE PAAGMAN GOUDA
* 2024: februari/maart: EXPO LIVIUS, TILBURG
* 2024: vanaf 12 februari: ETALAGE DE AMSTERDAMSE BOEKHANDEL
* 2024: 2 februari-14 april: EXPOSITIE GALLERY UNTITLED, ROTTERDAM
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL BOOMKER, HAREN (GR)
* 2024: 14 maart - eind april: EXPO BOEKHANDEL VEENENDAAL, AMERSFOORT
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL DE VRIES VAN STOCKUM, HAARLEM
* 2024: april/mei: EXPO BOEKHANDEL PEZZI PAZZI WEESP
* 2024: 16 maart: INTERVIEW&SIGNEREN, DEURENBERG, KERKRADE 15.20 u
* 2024: 6-28 april: EXPOSITIE BOEKHANDEL KRINGS, SITTARD
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL WAGNER, SASSENHEIM
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL IJBURG, AMSTERDAM
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL TINY STORIES, KORTRIJK (B)
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL WALRY, GENT (B)
* 2024: 9 januari-28 april:VOGELVREUGD, VALKHOFMUSEUM NIJMEGEN
* 2024: 27 maart-1 april: KUNSTRAI AMSTERDAM
* 2024: 9-12 mei: ART ON PAPER AMSTERDAM
* 2024: 30 sept-11 nov: BOEKHANDEL DE DRUKKERIJ, MIDDELBURG
//Vragen? Je kunt me mailen op octaviewolters@gmail.com//
DE WEBSHOP IS OPEN
MEER INFO VIA octaviewolters.nl/webshop