De zwarte elzenpropjes lagen naast de beek. Door de vele regenval is het water zeldzaam helder. In de zomer is het meestal een beetje een viezige stroom met veel algen door de bemesting elders in het gebied, maar nu is het water prachtig transparant en het stroomt in opbollende loopjes richting de spickerbroecklossing. Ik draag het takje met de elzen de hele wandeling in mijn hand en pas bij thuiskomst zie ik hoe de bolletjes af hebben gegeven aan mijn warme, wat vochtige huid. In eerste oogopslag lijkt het takje zwart maar mijn handen zijn juist bruin en het wast maar moeilijk schoon. Ik boen hard met zeep maar het looi is in mijn vel getrokken en verspreidt zich door mijn huidplooien en fijne adertjes.
Ik las een gebiedsomschrijving over Blankwater en ik ben iets te weten gekomen dat ik nog nooit ergens gehoord had. Het bos aan de Duitse kant van de grens, het gedeelte het meest dicht bij De Lanck, was een galgenbos. Dat is niet zo gek, galgenplekken liggen hier in de omgeving veel, ze gaan vaak samen op met de prehistorische grafheuvels in dit gebied. In de middeleeuwen werden de oude grafheuvels als iets akeligs beschouwd en men vond het voor de ter dood veroordeelden een extra straf als ze het hiernamaals door moesten brengen rondom een grafheuvel waar het wemelde van de geesten uit een ver verleden. Het galgenbos naast De Lanck vermoedde ik al wel, er is op die plek ook ooit een dief verbrand, dat verhaal gaat in de regio wel rond. Een dief had iets weggenomen op een boerderij in de omgeving en werd levend verbrand onder toeziend oog van de schoolkinderen uit Elmpt. Wat ik nog niet wist is dat er in het naaldbos op die plek hier en daar ook loofbomen groeien en wel in een patroon. Je kunt het alleen van bovenaf zien als je filmpt vanuit een vliegtuigje of drone en alleen in de herfst: de loofbomen vormen een kruis. In de herfst, als de bladeren verkleuren licht een groot, oranje kruis op tussen het zilvergroen.
Marie staat rillend in haar nachtpon met daaroverheen de dikste mantel van mam klaar op het erf. Trui ondersteunt haar als de loopjongen van de arts haar koffer in de auto legt en het portier opent. Voorzichtig schuift Trui haar zus op de achterbank, dekt haar toe met een deken. De dokter tikt aan zijn pet, start de motor, de auto heeft zichtbaar moeite met de dikke laag sneeuw op het pad. Trui voelt hoe de tranen achter in haar keel branden als hij uit het zich verdwijnt maar er is geen tijd. Gisteravond stonden er Duitsers vanuit het erf te schreeuwen dat ze morgenochtend klaar moeten staan voor de evacuatie. Ze kenden de militairen niet, het waren niet de soldaten die op hun terrein gelegerd waren, ze waren grof en lomp en reden na de aanzegging meteen door naar het volgende adres. Trui haast zich naar de schuilkelder en zoekt alle spullen bijelkaar die ze nodig denkt te hebben voor zichzelf en pap en mam. In de middag besluit ze nog even lansg Ria te gaan om te kijken of ze hulp nodig heeft met pakken, maar Ria is al klaar. De kleine Jeanne kijkt met ronde kraaloogjes naar Trui, een wollen mutsje, gewikkeld in een gebreide sprei. Trui neemt haar op schoot, wiegt haar zodat Ria wat kan eten, het kindje valt in slaap in haar armen.
De volgende ochtend, nog voor het licht is, zeult Trui de koffers naar de verzamelplek, de kruising bij het lange pad richting de rijksweg. Pap en mam zwoegen door de sneeuw, het waait flink, vooral mam heeft het zwaar. Ze is kortademig en Trui maakt zich zorgen, het is nog maar het begin van de voettocht, ze zullen nog wel een flinke wandeling voor de boeg hebben tot ze op de plek van bestemming zijn. Waar ze precies naartoe gebracht worden weet ze nog niet, wanneer hun trein zal vertrekken weet ze ook nog niet. Het enige dat ze weet is dat ze uiteindelijk ergens in Friesland onderdak zullen krijgen.
Daar ziet ze Ria al aankomen, de wandelwagen van Jeanne is helemaal volgepropt met dekens, huisraad, een emmer, flesjes en voeding. Trui grinnikt om de wandelende toren, dan wordt haar aandacht opgeslokt door de grote groep evacuées die in de verte aan komt. Het hele dorp loopt met karren, kruiwagens, kinderwagens, koffers, pannen over het pad. Een Duitse auto stuift voorbij, sneeuw wolkt op, er gaat een golf van gevloek door de menigte. Maar de wagen stopt voor de troep en twee militairen stappen uit, ze gebaren dat ze moeten gaan lopen. Langzaam zet iedereen zich in beweging, het lijkt wel een processie, vindt Trui. Alleen dan niet op een heldere voorjaarsdag maar ploeterend door de sneeuw. Ze steken het bruggetje over de rivier over, onder haar kolkt het water, de oevers zijn ijzig. Ze heeft nu al geen gevoel meer in haar voeten en ze zijn nog niet eens bij de rijksweg.
De sneeuw van januari hield onverwacht lang aan, de kou bleef hangen. Ik slaap altijd met mijn raam open en ik slaap het beste als het onder de tien graden is in mijn kamer. Met een dekbed, een deken en een sprei over me heen sliep ik diep en vast, stille donkere nachten met helende slaap. Tot het weer uiteindelijk omsloeg, de regen weer kwam en ik overdag, en daardoor ook 's nachts, worstelde met de gevolgen van mijn schrijverij hier. De rondjes Blankwater waren karig, ingekorte wandelingen, geen zin, het ven overspoelde het pad tussen de wei en de beek en de paden waren zo modderig dat ik er genoeg van had. En ook in mijn slaap zonk ik weg in een moerassige brei van nachtmerries en onrustig gewoel.
Ondertussen toonde zich de lente, heel summier en voorzichtig, tussen de regenbuien door. De knopjes aan de berkentwijgen, alleen zichtbaar voor de oplettende kijker, het schreeuwen van de buizerd, alleen hoorbaar voor de oplettende luisteraar. Mezen die ratelden in de populieren en het riet, met een haast in hun vlucht die ik de hele winter niet gezien had. Maar ook: de witte reiger die mistroostig in de ondergelopen akker stond, het kleine bosje dat veranderd was in een broekland, dat was nog nooit voorgekomen in de achttien jaar dat we hier lopen.
De afgelopen maand ging voorbij met een hoop innerlijke gevechten. Het was niet zo dat ik geen inspiratie had, die was er júist, te veel misschien wel, te overweldigend. Ik weet waar het verhaal naartoe gaat en het opschrijven voelt steeds zwaarder. De stukken die ik in december en begin januari schreef waren zo emotioneel en verdrietig voor me dat ik tijdens het schrijven ervan moest huilen. Nu is huilen op zich niet zo'n probleem, ik beschouw het vaak als een goed teken als mijn eigen schrijvende zoektocht me emotioneert, maar het was meer. Het wroeten in de geschiedenis brak me open, het legde iets bloot. Onder de oppervlakte, in de fundamenten van mijn bestaan, trilde de aarde los, voelde ik hoe mijn wortels zich roerden. En boven de grond, in het dagelijks leven, resoneerde dat. Het zorgde ervoor dat ik ineens niet meer zo goed wist wie ik was, wat ik wilde, oude onzekerheden speelden op en schaamte en pijn, altijd vrij onzichtbaar in het verste hoekje van mijn brein genesteld, werden ineens duidelijk waarneembare metgezellen die hun aandacht luidkeels opeisten. Ik kon even niet verder met schrijven. Het was geen beslissing die ik nam, het gebeurde, het werd voor me besloten. Al wilde ik niets liever dan het verhaal synchroon in de tijd vertellen, met de gebeurtenissen van de evacuatie van eind januari 1945 opgeschreven eind januari 2025. Het mocht niet zo zijn. Alles in me verzette zich. De tijd liep door, ik miste het momentum, vervloekte mezelf. Maar het was zoals het was.
Het sneeuwt. Echt overtuigend is het niet, gisteravond regende het nog en de ondergrond is warm en zompig maar toch, het land is wit. Ik houd ervan als het asfalt van De Lanck zonder waarschuwing overgaat in de bermen en de bermen weer in de akkers, alles wordt hetzelfde bij sneeuw, niks is meer van elkaar te onderscheiden. Alles is bedekt onder één grote deken, alles is stil en heel even lijkt het alsof alle narigheden die we gisteren op het journaal zagen verdwenen zijn.
Ik vind een stok, bij de plek waar in de zomer de bomen als een berceau over het pad gebogen staan. De zomer is de enige tijd dat de eeuwige plassen die hier liggen, zo breed als de hele weg zodat we er altijd overheen moeten springen, opdrogen. Nu zijn het twee donkere ogen in het sneeuwlandschap. Ik vraag me af of een stok hetzelfde is als een tak, al vind ik dat dit stuk hout het woord tak niet meer verdient. Het is een kaal, zanderig, bastloos houtje, en er is niet meer te herkennen van welke boom het ooit afkomstig is geweest. Hoe lang zou hij hier al liggen? Ik weet het niet, maar hij heeft een mooie ronding, ik vis hem uit de sneeuw en hij mag mee naar huis.
Op de kleine boerderij op de hei zijn de oproepen binnengekomen voor de evacuatie. Het gaat nu razendsnel, over drie dagen moeten pap, mam, Marie en Trui klaar staan op de kruising bij de lange weg richting Duitsland. Trui draait de oproep tussen haar handen, ze is net nog bij Ria geweest, ze heeft haar baby een paar dagen geleden gekregen, met driekoningen. Een bizarre samenloop van omstandigheden, zo net na het overlijden van Jan. Trui had het wichtje in haar armen gehouden, ze had de naam Jeanne gekregen. Een grote bos zwart haar had het, ontroerd had Trui het over haar wangetjes gestreeld. Het rook naar zoete melk en een vleugje urine. In huis hingen overal luiers te drogen, Trui had zich tussen de lappen door moeten banen.
'Hoe ga je dat doen met de evactuatie?' vroeg ze Ria.
Ria haalde haar schouders op.
'Ik leg Jeanne in de kinderwagen en laad hem helemaal vol met poedermelk en dekens. Ik weet het anders ook niet.'
Door de sneeuw was Trui weer naar huis geploeterd. Ze hoopte maar dat het tijdens de evacuatie droog zou zijn en niet te koud.
De dokter is net weg als ze in de schuilkelder komt. Ze treft Marie huilend in bed. Pap en mam zitten er zwijgend bij.
'De dokter zegt dat ik naar het lazaret moet,' snikte ze.
Haar ademhaling klinkt zwaar, zwaarder nog dan de afgelopen dagen.
Trui gaat op de bedrand zitten.
'Maar hoe moet dat dan met de evacuatie?'
'Ik ben te zwak om de reis te maken, ik moet hier blijven.'
Trui voelt hoe ze misselijk wordt, een golf zenuwen giert door haar maag, haar hoofd kan niet meer goed nadenken. Het is te veel, tranen prikken in haar ogen. Ze kijkt wanhopig naar pap en mam maar die zeggen niks. Was Matthieu er nog maar, dan had ze in ieder geval nog iemand gehad om zich aan vast te klampen. Nu voelt alles zo leeg, zo kaal, zo eenzaam, alsof alle grond onder haar wegvalt.
'Maar we kunnen toch niet zonder jou gaan?' roept ze.
Ze denkt aan de zware gevechten die verwacht worden, ze zitten midden in de frontlinie, hoe kan ze haar zus hier achterlaten?
Marie vermant zich, ze stopt haar zakdoek in de mouw van haar nachtpon en haalt haar neus op.
'Het zal wel goedkomen. De dokter komt me vanmiddag halen met de auto. Wil jij mijn nachthemden inpakken? En doe maar een paar extra dekens. Ze verwachten nog meer sneeuw.'
Hier en daar groeit een spriet taxus bij Blankwater. Ik associeer taxus met overdreven siertuinen en heb er een hekel aan, de geknipte en geschoren bollen die stram in het gelid staan. Bovendien doen ze me altijd aan plastic planten denken, met hun wasachtige, glanzende naalden. Misschien is het niet voor niks dat ik er een hekel aan heb, taxus is giftig, het woord taxus is verwant aan het woord toxisch. Een bepaalde soort wordt ook wel van oudsher de venijnboom genoemd, omdat dieren die ervan aten er dood aan konden gaan. Dat vind ik dan wel weer mooi, zo'n ouderwetse naam. Ook bijzonder is dat er een grondstof voor chemotherapie wordt gewonnen uit taxus. Dat het potentieel dodelijke gif dus wordt ingezet voor genezing, een bizarre contradictie.
Ik vind het wonderlijk hoe ik ieder jaar opnieuw dezelfde conclusie trek: in de periode vóór kerst en oud en nieuw geniet ik enorm van alle lichtjes, onze kerstboom die we in de erker hebben opgezet, de kerstversieringen in de buurt, alle lichtbollen die aan de vlaggenmasten hangen en die ik stiekem tel als we 's avonds in het donker de hond uitlaten. Maar vanaf nieuwjaarsdag heb ik er ineens genoeg van. De kerstboom moet eruit, ik krijg jeuk van alle lampjes in de straten, de lampjes die vóór kerst warm en sfeervol flonkerden voelen nu sleets. Nu pas zie ik dat de lichtbollen goedkope prullen zijn, en kitscherig bovendien.
Bij Blankwater is het guur, de nieuwjaarsstorm waait dwars door mijn jas, ik mopper op mezelf dat ik vergeten ben mijn schapenwollen vestje eronder aan te trekken. De beek staat hoog, even hoog als het moeras aan de andere kant van het pad, ik denk dat dit precies de hoogte van het grondwater is. Op zijn vaste plek tussen de akkers zit de witte reiger, het lijkt alsof hij elke keer tammer wordt, of luier, het duurt steeds langer voordat hij opvliegt als we eraan komen. Ik fantaseer erover dat ik heel dicht bij hem kan komen, misschien heeft hij wel een lamme vleugel, dan moet ik hem oppakken. Oh wat heerlijk zou dat zijn, mijn handen om het stevige, compacte lijf van een reiger klemmen. Misschien kan ik zelfs nog wel heel even mijn neus in zijn veren steken en voelen hoe zacht hij is.
Hoe zou het tachtig jaar geleden op de kleine boerderij op de hei zijn geweest in deze dagen? Matthieu zou al zijn begraven. Trui had tijdens de begrafenis tussen haar ouders ingestaan en ze had naar haar moeder gekeken, hoe ze daar stond in haar versleten grijze jas, hoe ze haar handen over elkaar wreef. Mam was gestopt met huilen, alsof alles in haar was opgedroogd met de dood van haar zoon. Trui wist niet wat ze erger vond: tranen of deze apatische, holle blik die niks meer leek te zien. Hoe zouden ze naar het nieuwe jaar kijken? Als naar een nieuw begin met hoop en wensen voor de toekomst, een einde aan de oorlog, of was het daar simpelweg niet de tijd voor, was het leven overspoeld door de dood, door verdriet, door gemis.
De afgelopen maanden heb ik bij Blankwater gezocht naar patronen, stelsels, ritme's. Maar hoe zuiver de aderen in de bladeren die ik afdrukte ook waren, hoe puur de composities die ik vond zich ook ontsponnen, ik blijf met de vraag zitten: is de natuur, de wereld, de gebeurtenissen, de mensheid, is zij orde of is zij volledige anarchie? Is alle ordening die er is een gericht, welbewust model? Of is alles niet meer dan louter toeval?
Op het moment dat pap het levenloze lichaam van Matthieu zachtjes onder Trui uitschoof, keken de Duitse soldaten toe. Ze hadden zich verzameld aan de rand van het erf, sommige namen hun helm af, ze zwegen, hun monden strak, hun vuisten samengebald. Trui stond op, veegde de rijp van haar rok, hees haar sokken in haar klompen op en liep langs hen heen zonder ze aan te kijken.
Precies op dat moment kwam Ria het erf op, ze was buiten adem, ze moest de hele weg uit het dorp gerend hebben, ondanks haar zware, acht maanden zwangere buik. Ze zag niet wat er zich had afgespeeld, haar ogen stonden wild, met twee handen greep ze Trui vast, alsof ze haar doorelkaar wilde schudden.
'Het is Jan,' schreeuwde ze. 'Het is Jan, ze hebben Jan.'
De ergernis onder de commandant die de stad regeerde was de afgelopen weken tot een hoogtepunt gestegen, waar zaten de mannen verscholen? Diverse oproepen voor de Arbeitseinsatz hadden niets opgeleverd, het had hem tot wanhoop gedreven. Die nacht had hij een flink bataljon soldaten opgetrommeld, ze trokken door de straten en bij de kelder van de jongensschool was het raak. De veertien mannen die er zaten joegen ze naar buiten, ze waren bleek en vermagerd, een jongen huilde, met de loop van hun geweren dreven ze ze de weg op.
Het was de laatste keer dat de mannen daglicht zouden zien. In het witte landschap toog de groep richting het oosten, door de witte weilanden, langs de velden. De zon ging onder in een van de mooiste zonsondergangen die de wereld ooit gekend heeft, helder en in een schitterend zachtroze. In het bos was het stil, schemerig, een gaai vloog schriekend op. De mannen kregen elk een schep, groeven moeizaam hun graf in de bevroren grond, stonden aan de rand van het gat, en toen niets meer. Veertien lichamen werden toegedekt door door de aarde, in een eeuwige omhulling.
Schrijver, beeldend kunstenaar. Lino- en houtsnede, illustratie.
VOORLAND (Ambo|Anthos, 2016)
SLOT (Gloude, 2020)
HET LIED VAN DE SPREEUW (Ploegsma, 2021)
DIT GAAT NOOIT VOORBIJ (Ploegsma, 2024)
www.instagram.com/octaviewolters
www.facebook.com/octaviewolters
Published author and linocut printmaker from The Netherlands.
EXPOSITIES en etalages:
* 2024: van 31/1-25/2: ETALAGE BOEKHANDEL VAN PIERE, EINDHOVEN
* 2024: vanaf 31 januari: ETALAGE PAAGMAN FRED, DEN HAAG
* 2024: vanaf februari: ETALAGE PAAGMAN DELFT
*2024: vanaf april: ETALAGE PAAGMAN GOUDA
* 2024: februari/maart: EXPO LIVIUS, TILBURG
* 2024: vanaf 12 februari: ETALAGE DE AMSTERDAMSE BOEKHANDEL
* 2024: 2 februari-14 april: EXPOSITIE GALLERY UNTITLED, ROTTERDAM
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL BOOMKER, HAREN (GR)
* 2024: 14 maart - eind april: EXPO BOEKHANDEL VEENENDAAL, AMERSFOORT
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL DE VRIES VAN STOCKUM, HAARLEM
* 2024: april/mei: EXPO BOEKHANDEL PEZZI PAZZI WEESP
* 2024: 16 maart: INTERVIEW&SIGNEREN, DEURENBERG, KERKRADE 15.20 u
* 2024: 6-28 april: EXPOSITIE BOEKHANDEL KRINGS, SITTARD
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL WAGNER, SASSENHEIM
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL IJBURG, AMSTERDAM
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL TINY STORIES, KORTRIJK (B)
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL WALRY, GENT (B)
* 2024: 9 januari-28 april:VOGELVREUGD, VALKHOFMUSEUM NIJMEGEN
* 2024: 27 maart-1 april: KUNSTRAI AMSTERDAM
* 2024: 9-12 mei: ART ON PAPER AMSTERDAM
* 2024: 30 sept-11 nov: BOEKHANDEL DE DRUKKERIJ, MIDDELBURG
//Vragen? Je kunt me mailen op octaviewolters@gmail.com//
DE WEBSHOP IS OPEN
MEER INFO VIA octaviewolters.nl/webshop