De hele zomer heb ik gezocht naar veren, naast stenen, asfalt, planten en weipalen leek het me ook mooi om veren af te drukken. Als er iets bij Blankwater hoort dan zijn het wel de vogels. Maar steeds vond ik er geen enkele. Nu is het herfst en liggen ze voor het oprapen, de vogels zijn natuurlijk in de rui. De hond is gek op veren, ze vindt ze vaak nog eerder dan ik en loopt er dan trots de hele route mee in haar bek.
Het is zondag, de klok is verzet. Vanaf komende week lopen we onze avondrondjes weer in onze eigen buurt in de stad en zijn we tot spaarzame middagen en weekenden veroordeeld voor onze Blankwaterwandelingen. We denken er nog maar even niet aan en nemen het landschap in ons op. Het is warm, de hemel is strakblauw, de bosrand op de helling wolkt in bijna niet te bevatten herfstkleuren voor ons op. Ik kijk naar het stukje waar alleen dennenbomen staan, het lijkt hier altijd het alsof we in een Oostenrijks bergwoud zijn. Het roept een gevoel van vrijheid in me op, al moet ik er niet aan denken om echt naar een Oostenrijks bergwoud te reizen. Ik weet dat ik daar het tegenovergestelde van vrijheid zou ervaren, terwijl het hier, dicht bij huis, voor het grijpen ligt.
De geallieerden liggen aan de Maasoever. De weides zijn volgebouwd met kisten munitie, kanonnen en het krioelt er van de Engelse soldaten. Aan de Duitse kant is er een bloedfanatieke commandant aangesteld om de stad eronder te houden. In de kleine schuilhut in het bos is het nieuws ook doorgedrongen.
'Ze zeggen dat hij razzia's gaat houden,' zegt Matthieu.
Hij heeft die middag het paard beslagen, vanuit de open schuur hoorde hij de Duitsers praten.
'Zit Jan nog altijd in de jongensschool?' vraagt Trui.
Matthieu haalt zijn schouders op.
'Geen idee.'
Zit er een hardheid in zijn stem? Of is hij geëmotioneerd? Ze verblijven nu al anderhalf jaar vrijwel onafgebroken in de zelfgebouwde schuilkelder, de Duitse kanonnen op een paar meter afstand. Is angst nog voelbaar als het al zo lang duurt? Of vreet het zich een weg naar binnen en wordt het zodanig onderdeel van je dat je het niet meer opmerkt?
Als er iets is dat goed representeert wat dit project inhoudt dan is het deze afdruk van een boomstronk. De jaarringen die zo mooi zichtbaar zijn, de splijtingen in het oude hout die de ringen doorsnijden, de kern van waaruit de groei is ontstaan en die in deze afdruk zo symbolisch wit is. Alsof het prille begin van deze boom blanco is, niet meer te herleiden, de geschiedenis is hier stil en onzichtbaar.
Het is de laatste dag voordat de wintertijd ingaat. Eigenlijk is het al te donker om te lopen maar we doen alsof het duister er niet is en wandelen koppig over het pad. Tegen de helling van de heuvel staan de bomen nog vol in blad, alles schijnt nu grijs maar bij daglicht is het een prachtige oranjerode zoom, vol en weelderig.
Ondanks het gebladerte zien we lichtjes branden op de berg.
'Het zijn vast fietsers,' zegt W.
Dat kan, de berg met al zijn oude tankgraven is een geliefde plek voor mountainbikers uit de regio.
Ik blijf even stilstaan, de lichtjes begwegen niet. Toch geen fietsers. Ze staan ook op verschillende plekken. Ik luister of ik iets hoor, maar het is, naast het ruisen van de bomen en een buizerd in de verte, zo goed als stil. Het voelt unheimisch, gekke lichtjes in een donker bos op de grens. Ik ga harder lopen, mijn ademhaling versnelt, de angst hangt als een nevel over de velden, sluipt via mijn luchtwegen mee naar binnen.
Angst is iets groots in mijn leven. Ik ben vaak bang. Voor de meest onzinnige dingen. Angst wikkelt zich om me heen op de meest onvoorspelbare momenten, het drukt me plat, maakt mijn hoofd zwart.
Ik denk vaak dat ik geen recht heb om angstig te zijn. Er zijn zoveel mensen die meer reden hebben om bang te zijn dan ik. Ik leef een veilig en goed leven, ik moet me niet zo aanstellen. Met een voorouder die doodsangsten heeft gekend ligt de ontkenning van de eigen vrees steeds voor het grijpen. Ik mag niet bang zijn, mijn agnst heeft geen bestaansrecht. Bij het verloochenen van mijn angst groeit het als een veelkoppig monster. Ik vecht al mijn hele leven met duizend zwaarden om het uit te roeien maar hoe harder ik sla, hoe feller het wordt.
Onze avondwandelingen krimpen in. De schemer valt steeds eerder en de wintertijd gaat bijna in. We zetten alle zeilen bij om toch nog iedere avond naar Blankwater te kunnen maar het wordt steeds lastiger. We hebben berekend dat als we om kwart over zes daar zijn, we precies het kleine rondje nog kunnen maken voordat het echt donker is. Vanwege de wilde zwijnen die hier in de schemer graag ronddwalen is dit wel zo veilig.
Het kleine rondje is eigenlijk geen pad, het is een strook gras tussen de beek en de wei. De koeien staan de laatste tijd 's avonds vaak aan deze kant en dus begroeten we ze iedere avond. Ze voelen warm aan in de opkomende mist als ze naar ons toelopen. De hond is een beetje bang voor ze, alles in haar mollige hondenlijfje zet zich schrap maar ze is zo nieuwsgierig dat ze toch even aan ze snuffelt. Als ze eenmaal is gewend likt ze de natte koeiensnuiten.
De bever is verdwenen. Er staat weinig water in de beek, de wegen van het waterschap zijn ondoorgrondelijk, en dus heeft hij zijn biezen gepakt. Ik vind het niet zo erg, de vraat aan de bomen is gestopt. Ook het ondergraven van het pad is opgehouden. We draaien met de beek mee, hier ligt nog een klein ven, dat weet bijna niemand. Dit stukje is denk ik het precieze midden van Blankwater, het voelt altijd een beetje als het oog van een orkaan. Hier komen maar heel weinig mensen en vooral rond deze tijd van de dag botsen we hier bijna tegen het wild aan. De reeën staan te grazen en bekijken ons even onverschillig, dan eten ze weer door. De blauwe kiekendief zeilt traag uit de berk vlak voor ons, niet eens omdat we hem opgeschrikt hebben, lui laat hij zich uit de tak vallen en vliegt laag een eindje voor ons uit. Onze schoenen zijn nat en zitten vol graszaad. Het lopen brengt me in een cadans, ik denk erover na hoe ik mijn oma alleen ken van ver na de oorlog, toen de bom al ingeslagen was in haar leven. Ik bouw haar hier op, maar met mijn blik, mijn empathie, mijn interpretatie. Ik stop mezelf in haar, mijn gevoelens, mijn manier van reageren. Ik maak haar zacht en bedachtzaam, kenmerken die ik zelf nooit in haar gezien of ervaren heb.
Ik sta bij het bietenveld, het was een zeldzaam goed jaar voor de bieten. Bij hete zomers liggen de velden op apegapen, ik kan dat altijd slecht verdragen, zo'n verlept gewas. Maar dit jaar was nat, de bladeren staan nog altijd fier rechtop, groen en gezond. Op het andere veld zijn de bieten al gerooid, de berg lag aan de zijkant van het veld. Ik hou van bietenbergen, ze doen me denken aan Sint Maarten op 11 november. Als kind, en later ook met mijn eigen kinderen, holden we tegen die tijd een biet uit, staken er een lichtje in en liepen ermee naar de vuurstapel. Ik zie mijn dochters nog in hun laarsjes tussen de knollen staan om de mooiste uit te zoeken. Modder aan hun jasjes, koude handen, maar het woog niet op tegen de magie van het kaarsje in de suikerbiet die zachtjes in de wind heen en weer bewoog als we hem na het feest buiten in de boom voor het raam hadden gehangen.
Nu vieren we geen Sint Maarten meer maar alsnog vis ik een flinke biet uit de grond. Ik sla het zand eraf tegen het wiel van onze auto en leg hem op mijn schoot als we naar huis rijden. Thuis snijd ik hem doormidden. Nu heb ik in mijn even al zo vaak bietenpulp in mijn handen gehad maar nog nooit zag ik de doorsnede. Het is prachtig, in het lichte vlees tekenen zich perfect symmetrische ringen af. De afdruk is het tegendeel, er is amper een biet in te herkennen. Misschien moet de schoonheid een geheim blijven, en hult de wortel zich in lelijkheid, niemand hoeft het te weten.
De beschietingen gaan door, heel oktober en november ligt de stad onder vuur en daarmee blijven de Duitse soldaten op het erf in opperste staat van paraatheid. Moesten Matthieu en pap het land op om te oogsten? Of was het daar te gevaarlijk voor? Ondertussen rotten vooral de mannen weg in de kelders, overdag proberen de vrouwen nog aan eten te komen. Maar het lukt moeizaam. De onderaardse gangen zijn in deze tijd van het jaar bovendien zo nat dat het niet te doen is, de strozakken zijn doorweekt. De situatie wordt onhoudbaar.
Het is bijna Allerzielen. Niet veel mensen vieren dat nog maar ik vind het een van de mooiste momenten uit het Katholieke jaar, de herdenking van al onze overleden zielen. Ik heb sterke herinneringen aan de Allerzielens uit mijn jeugd. Mijn ouders splitsten zich op op Allerzielenzondag. Mijn moeder ging naar de kerk in haar geboortedorp, mijn vader in ons eigen dorp. Ik ging meestal met mijn vader mee. De mis was eindeloos, ik had een drukkend gevoel op mijn borst, keek naar boven, controleerde of de kerk er wel stevig genoeg uitzag. Of er geen kans bestond dat hij zou instorten. Je wist maar nooit, zo'n oud gebouw, ooit moest dat metselwerk het begeven. Daarna liepen we naar het kerhof. Het graf op het meest uiterste puntje van de begraafplaats was van mijn opa. Ik heb hem nooit gekend. Mijn opa was een steen, meer niet. Geen mens, geen herinnering, geen verhaal. Samen met mijn oma, oom en tante verzamelden we rond het graf. Ik was nog maar klein, verzamelde de takken van de wilg die op de steen waren gevallen. Mijn tante mopperde op me, zei dat ik me netjes moest gedragen en stil moest staan. Het duurde lang, we waren pas als laatste aan de beurt. Eindelijk kwam de pastoor, hij had een emmer en een borstel en sprenkelde wijwater over mijn opa. Ik stelde me voor hoe de zware steen op hem rustte, het deed me denken aan hoe ik me zelf voelde.
Ik realiseer het me nu pas, nu ik dit schrijf. Mijn hele jeugd ben ik bang geweest voor instortende gebouwen, kelders, alles wat onderaards was. Op schoolreis kreeg je mij met geen paard de te bezoeken grot in, op vakantie bleef ik buiten staan wachten als de rest van de familie de crypte van een kerk in ging. Nog steeds mijd ik alles wat niet bovengronds is en ga ik nooit een nauwe ruimte in. In de zoektocht naar een nieuw huis viel elke nieuwbouwoptie af vanwege één reden: te lage plafonds. Plafonds in nieuwe huizen zijn doorgaans hooguit 2,60 meter, tegenover de 3,20 in bijvoorbeeld huizen uit de jaren dertig. Ik voel me in nieuwbouwhuizen standaard bedrukt, alsof er iets benauwends op me rust.
Schrijver, beeldend kunstenaar. Lino- en houtsnede, illustratie.
VOORLAND (Ambo|Anthos, 2016)
SLOT (Gloude, 2020)
HET LIED VAN DE SPREEUW (Ploegsma, 2021)
DIT GAAT NOOIT VOORBIJ (Ploegsma, 2024)
www.instagram.com/octaviewolters
www.facebook.com/octaviewolters
Published author and linocut printmaker from The Netherlands.
EXPOSITIES en etalages:
* 2024: van 31/1-25/2: ETALAGE BOEKHANDEL VAN PIERE, EINDHOVEN
* 2024: vanaf 31 januari: ETALAGE PAAGMAN FRED, DEN HAAG
* 2024: vanaf februari: ETALAGE PAAGMAN DELFT
*2024: vanaf april: ETALAGE PAAGMAN GOUDA
* 2024: februari/maart: EXPO LIVIUS, TILBURG
* 2024: vanaf 12 februari: ETALAGE DE AMSTERDAMSE BOEKHANDEL
* 2024: 2 februari-14 april: EXPOSITIE GALLERY UNTITLED, ROTTERDAM
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL BOOMKER, HAREN (GR)
* 2024: 14 maart - eind april: EXPO BOEKHANDEL VEENENDAAL, AMERSFOORT
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL DE VRIES VAN STOCKUM, HAARLEM
* 2024: april/mei: EXPO BOEKHANDEL PEZZI PAZZI WEESP
* 2024: 16 maart: INTERVIEW&SIGNEREN, DEURENBERG, KERKRADE 15.20 u
* 2024: 6-28 april: EXPOSITIE BOEKHANDEL KRINGS, SITTARD
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL WAGNER, SASSENHEIM
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL IJBURG, AMSTERDAM
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL TINY STORIES, KORTRIJK (B)
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL WALRY, GENT (B)
* 2024: 9 januari-28 april:VOGELVREUGD, VALKHOFMUSEUM NIJMEGEN
* 2024: 27 maart-1 april: KUNSTRAI AMSTERDAM
* 2024: 9-12 mei: ART ON PAPER AMSTERDAM
* 2024: 30 sept-11 nov: BOEKHANDEL DE DRUKKERIJ, MIDDELBURG
//Vragen? Je kunt me mailen op octaviewolters@gmail.com//
DE WEBSHOP IS OPEN
MEER INFO VIA octaviewolters.nl/webshop