Vorig jaar maart heb ik met mezelf afgesproken dat zo lang de pandemie duurt ik zoveel boeken mag kopen als ik zelf wil. In dat opzicht... nee, goed, laat ik die zin niet afmaken. Afgelopen maand las ik De menselijke maat van Roberto Camurri, Roest van Jakub Malecki en Kleine hellen van Anne Moon Disko. Dat laatste is een heel licht boekje over een heel zwaar onderwerp. De hoofdpersoon zit ingeklemd tussen twee overlijdens, dat van zijn broertje dat hij nooit kende en van zijn zus. Toch lijkt het alsof elke pagina doorzichtig is, ik moest steeds denken aan een aquarelschilderij. Roest is een boek van een Poolse auteur en ik voelde de dreun van de taal in elke zin. De hoofdpersoon verliest op jonge leeftijd zijn ouders en groeit op bij zijn oma, die de sporen van de oorlog in zich draagt. Het boek had iets dwingends, net als de verhaallijnen die elkaar afwisselden, de tijdsprongen, de metaforen. Het was strak gecomponeerd en in principe houd ik daarvan. Toch voelde het in dit boek af en toe alsof het niet natuurlijk was en lijkt Malecki op het einde niet meer goed raad te weten met al die uitgezette lijnen.
Camurri schrijft in De menselijke maat schrijft heel zoekend over de inwoners van een klein Italiaans dorp die allemaal aan elkaar verbonden zijn. Het lijkt of hij telkens een andere ingang van een labyrint probeert, weer omkeert, weer opnieuw, en dan uiteindelijk, als de laatste pagina's wegtikken, zie je het overzicht, snap je wat ze zochten. Ik hou van boeken waarin de gebeurtenissen niet op de voorgrond staan of waarin de hoofdpersoon niet tot in detail is uitgetekend. Ik hou van een boek waarin er een verhaal boven de zinnen lijkt te zweven. Voor mij zijn zowel Roberto Camurri als Anne Moon Disko daarin geslaagd deze maand.
Ik loop bij de Duitse berg, het is warm, drie kieviten schreeuwen in de blauwe lucht boven me en scheren nu en dan vlak langs mijn hoofd. Het is niet te geloven dat ik vorige week hier nog schaatste, op het ven dat nu glinsterend in de ochtendzon ligt, kleine rimpelingen op het water alsof het daaronder al broeit van nieuw leven.
Gisteren overleed mijn gehandicapte tante. Ik schreef wel eens eerder over haar, het is een wonder dat ze zo oud mocht worden gezien de zwaarte van haar syndroom, maar toch valt haar dood me zwaar. De dood van kinderen, van kinderlijken, van eenvoudigen van ziel, er steekt een onrechtvaardigheid in. Ik heb altijd vaag het gevoel dat de dood te onbegrijpelijk voor hen is, hoe moet je iets als een levenseinde uitleggen aan iemand die zich nooit buiten de onbevangenheid, de onschuld heeft begeven?
Mijn tante zei in haar laatste uren dat pap en mam er al een tijdje waren en op haar wachtten, heel dichtbij. Ik herinner me hoe ze jaren geleden ineengekrompen naar de kist stond te kijken nadat mijn oma was overleden, haar verdriet zocht zijn weg naar buiten zoals bij een gewond dier, schokkend, huilend op een toon die ik bij een volwassene nooit had gehoord.
Ik probeer de laatste tijd vaak een antwoord te formuleren op de vraag wat de relatie is tussen de natuur en mijn werk. Ik denk niet dat ik er ooit helemaal uitkom, maar vanochtend, onder de buitelende kieviten, denkend aan mijn tante, realiseerde ik me dat de natuur me laat zien dat alles er al is. Er zit een soort tijdloosheid in, een weten dat alles goed is zoals het is. Het laat me vrede hebben met hoe ik ben, wat ik doe, wat ik maak.
Ze was klaar om te gaan, tante K. Alsof ze het wist dat het zover was. En misschien had ik al die tijd wel ongelijk, is de dood niets dat je moet begrijpen, juist niet. Is het alleen maar een ontvangen, wars van elk bevattingsvermogen, en heeft mijn tante me dat gisteren laten zien.
Mijn twee dochters staan voor me, 11 en 16, ze monsteren me zoals dochters hun moeder kunnen monsteren.
'Wij kleden ons anders dan jij,' zegt de oudste.
Alsof ze het nu pas vaststelt, een beetje verbaasd.
Ze kijkt even naar haar zusje, allebei dragen ze graag wijdvallende truien, afgewassen broeken en bloezen met een houthakkersmotief. Ik vind dat ze een beetje lijken op de stratenmakers die hier voor de deur al een half jaar eindeloos de stoep openbreken, weer dichtstraten en weer openbreken, maar dat zeg ik natuurlijk niet.
Ik volg hun blikken naar mijn nauwsluitende coltruitje en mijn hoge geruite broek. Ik heb in mijn leven nog nooit een hoodie gedragen, íets van grijs tricot for that matter, of een spijkerbroek met gaten, en hoewel ik ze toen ze klein en zonder mening waren graag in smaakvolle, bij voorkeur Franse, kinderkleertjes hees, moeten ze nu vooral lekker zelf weten wat ze dragen. Als de kleine tegenwoordig een oversized trui met een sneeuwuil erop aan wil, wie ben ik dan om haar in een roze bloesje te dwingen.
'Jullie zetten je af, dat hoort zo,' zeg ik. En op een geruststellende toon, als grap, erachteraan: 'Maar over tien jaar lopen jullie er vast net zo elegant bij als ik.'
De dochters schudden gepikeerd hun hoofden. Het idee!
'Echt niet.'
Als ze daarna naar boven zijn vertrokken moet ik wel even nadenken over hoe het zal zijn over tien jaar. Dan zijn ze 26 en 21, hoe zal hun leven en de wereld er dan uitzien? Gisteren las ik in een boek over de pokkenepidemie in de negentiende eeuw die op het zuidelijk halfrond, het was de tijd van de slavenhandel, maar liefst elf jaar aanhield. In Nederland waren we er binnen twee jaar vanaf dankzij vaccinaties, maar ook hier werd flink gestorven. Ik google een beetje en zie dat er rond 1870, tijdens een flinke uitbraak, geklaagd werd dat de mensen de voorschriften slecht naleefden en dat gelovigen zich verzetten tegen inenting. Ik vraag me af of je in anderhalve eeuw tekenen van evolutie kan waarnemen, zo ja, dan heeft die niet op dit vlak plaatsgevonden, dat kunnen we inmiddels wel vaststellen.
Maandag gaat de jongste weer naar school. Ik ben wel een beetje bezorgd, de dreiging van quarantaine, een klas vol kinderen wier ouders er allemaal andere ideeën op nahouden wat betreft het in acht nemen van de coronamaatregelen, 1870 voelt ineens als heel dicht bij.
Wel ben ik op dit moment blij met haar voorkeur voor grote truien. Het wordt koud, de deur moet open in verband met de luchtstroom, een knap twinsetje had nu natuurlijk weinig uitgehaald.
Gisteren begon het thuisonderwijs weer, ik had met de jongste haar bureautje zondag al van haar slaapkamer gehaald, het grondig schoongemaakt, de schoolspullen geordend, een goede start was het halve werk tenslotte. We hadden de eerste vergrendeling gered, deze zouden we ook wel even tackelen en er was precies één ding dat me erger leek dan de spagaat werk-thuisonderwijs en dat was de gedachte dat mijn kinderen opgepropt in een klaslokaal zouden moeten zitten waar een akelige corona-mutatie om zich heen greep.
De jongste zelf had er ook zin in, ze sleep al haar potloden drie keer met haar nieuwe elektrische slijper, aan dat geluid zou ik vast wel wennen, ze ging alvast zitten om te kijken of alles netjes binnen handbereik stond, verschoof haar bureaulegger nog een millimeter naar links voor de optimale leerbeleving, en we waren er helemaal klaar voor en ontzettend tevreden met onszelf.
Er is enerzijds die vreemde, wat laconieke gewenning, zo in deze tweede vergrendeling, been there, done that, en anderszijds voel ik hoe een bepaalde vermoeidheid door mijn aderen trekt. Al bijna een jaar bezorgd, al bijna een jaar op mijn hoede, en, misschien wel de grootste vermoeier van alles: al bijna een jaar een hoofd dat uit alle brokjes nieuws en omgevingsverhalen een beeld van de werkelijkheid probeert te boetseren. In mijn dagelijkse leven laveer ik tussen allerlei groepen, allerlei bubbels, media, meningen, ideeën, overtuigingen, en valt het me vaak zwaar om uit die continue stroom een screenshot te maken: dit is wat ík denk, zo is het, dit is de waarheid. Heb ik net de ene overtuiging omarmd, komt er iets langs dat alles pootjelapt en kan ik weer opnieuw beginnen.
Natuurlijk viel het allemaal vies tegen, die eerste dag. De jongste sliep tot elf uur en ik kon het niet verdragen haar wakker te maken, toen eindelijk alles op gang was en ik wijs was uit alle stapels papieren kreeg ik alweer naar mijn hoofd geslingerd dat ik alles zo anders deed dan juf. Ik was antwoordvellen kwijt, het beeldbelprogramma werkte niet, de slijper daarentegen deed het juist ontzettend goed en wel de hele dag door.
Aan het einde van de middag gingen we nog even naar buiten in het kader van de beweging. Het was koud en nat, het bospad modderig. Mijn laars lekte, mijn linkersok was drijfnat en ik was al drie keer bijna uitgegleden.
'Dit is zo'n beetje hoe bijna een jaar in een pandemie voelt,' zei ik mistroostig.
Maar de kleine was al voor me uitgerend, ze hoorde me niet eens meer.
Laten we eerlijk zijn, 2020 was over het algemeen nogal een prakjaar. Ik feliciteer iedereen bij dezen die het tot hier gered heeft zonder krankzinnig te worden, inclusief mijzelf. Ik zou nu kunnen zeggen dat zo'n jaar niet al te veel woorden verdient maar omdat de traditie dicteert dat ik hier een jaaroverzicht schrijf, ik hondstrouw ben en ik nu eenmaal graag de nuance zoek, schrijf ik hier mijn jaarlijkse stuk.
Het jaar begon voor mij met nog één voet stekend in het depressie-ravijn en als ik nu terugkijk had ik naar mijn idee zo rond maart, toen het coronafeest echt goed op gang kwam in Nederland, de keuze uit twee wegen: of ik stak ook mijn andere voet erbij in de diepte en zou weer wegzinken, of ik greep me vast aan de laatste strohalm en waagde de sprong. Het werd het tweede. De strohalm bleek juist datgene te zijn waar ik al twee jaar doodsbang voor was: schrijven. Op de eerste dag van de vergrendeling, 16 maart 2020 schreef ik mijn eerste dagboekstuk, heel langzaam kwamen de woorden terug die ik al zo lang kwijt was geweest. Tot en met mei schreef ik elke dag, documenterend, zoekend, geleidelijk voegde de depressie zich in mijn verhaal. Hoewel de publieksreacties vanaf het begin overweldigend waren dacht ik er niet bij na welk doel mijn schrijven zou moeten hebben, tot een bevriend auteur me erop wees dat er een boek in zat. Ik proefde het idee, er vormde zich een concept in mijn hoofd.
Het was juni, er lag een aarzelend manuscript, ik vormde de compositie, herschikte wat, en ineens wist ik het: dit was wat ik wilde maken, precies dit. Mijn uitgever had het inmiddels gelezen en geweigerd, hoewel dit me erg veel pijn deed gaf het me tegelijkertijd een gevoel van vrijheid om het nog meer om te buigen naar hoe ík het wilde. Ik besloot mijn beeldend werk toe te voegen en het zelf uit te geven als een gelimiteerde kunstuitgave. Daarna ging het razendsnel. Binnen anderhalve week verkocht ik drie oplages uit. Niet lang daarna belde een andere uitgever en werd Slot alsnog landelijk gepubliceerd, ik voelde me gedragen door collega-schrijvers die er lovende woorden over spraken, en volgden er nog eens twee drukken.
Achteraf is het moeilijk te zeggen hoe gebeurtenissen met elkaar samenhangen, óf ze wel samenhangen, maar Slot en de aandacht die het kreeg leken een katalysator voor wat er in die tijd op me af kwam. In september opende ik mijn eerste expositie, ik verkocht zoveel beeldend werk dat ik het handmatig niet meer bij kon benen met afdrukken. Eind september besloot ik om een drukpers aan te schaffen en tot op de dag van vandaag ben ik intens gelukkig met dit apparaat. Daarnaast kwam het schrijven weer steeds meer op gang en schreef ik een bijdrage voor een bundel onderwijsverhalen en de tekst voor het prentenboek waaraan ik ondertussen ook nog werkte, in opdracht van een mooie kinderboekenuitgever. Ik maakte een omslagillustratie voor een essaybundel van George Orwell. Eind december ontving ik een onderscheiding voor Slot en de bijdrage die ik daarmee geleverd heb voor de stad waarin ik woon in coronatijd.
Naast mijn werk, naast corona, naast de uitlopers van de depressie, gebeurde er nog veel meer in 2020. Fijne dingen, Wiesje kwam, ons nieuwe hondje, er waren fijne zomerdagen waarop we in ons haventje scharrelden, zwommen in onze stille rivierbocht, er was het inzicht dat we het als gezin heel goed blijken te doen in crisistijd. W en ik samen aan het roer, met onze dochters die zich soms aanvaardend, soms opstandig, maar altijd wijs en met oog voor de medemens, schikten in de nieuwe wereld.
Maar er waren ook nare gebeurtenissen. Halverwege het jaar kregen we een bericht waardoor we wekenlang amper konden slikken, zo groot was het verdriet dat zich samenbalde in onze kelen, een dierbaar familielid bleek ernstig ziek. In zijn stroom nam het zorgen mee en verdriet, het knakte ons en haar toekomstbeeld om als luciferhoutjes en zorgde er mede door dat ik mijn nieuwe neefje, nu een half jaar oud, nog nooit heb gezien. Ik leerde dat werkelijk niks doet ertoe als de toekomst van iemand van wie je houdt tot stof geslagen is.
2020 liet me inzien wat mijn drijfveren zijn, dat ik iets wil en kan geven aan de wereld, dat ik in schoonheid en esthetiek de verbinding zoek met de medemens. In 2020 heb ik geleerd dat ik niemand nodig heb voor mijn creatieve proces, een besef dat ik hard en met bloedende knokkels heb moeten bevechten maar dat me nu een enorme speelruimte geeft. Ook liet het jaar me inzien dat niet alle mensen het goed met me voor hebben, dat narigheid niet per se een silver lining heeft en dat niets in dit leven maakbaar is. Dingen die ik vaag al wel wist maar waarvan de ware aard nu pas tot me doordringt.
Het schrijven is nog niet volledig terug. Het manuscript van mijn tweede roman geeft me nog steeds buikpijn. Er zal langzaam iets nieuws komen verwacht ik, een nieuwe vorm van fictie schrijven, ik wacht het geduldig af, het zal zich ontvouwen.
Voor 2021 staan er mooie dingen op de agenda, te beginnen met een prachtig project waaraan ik mocht meewerken en dat in januari onthuld zal worden, een mooie nieuwe expositie, het prentenboek en hopelijk -HOPELIJK- snel een vaccin.
Ik wens jullie een goede Rutsch, lieve mensen, en een heel mooi, bijzonder, inzichtrijk 2021.
Schrijver, beeldend kunstenaar. Lino- en houtsnede, illustratie.
VOORLAND (Ambo|Anthos, 2016)
SLOT (Gloude, 2020)
HET LIED VAN DE SPREEUW (Ploegsma, 2021)
DIT GAAT NOOIT VOORBIJ (Ploegsma, 2024)
www.instagram.com/octaviewolters
www.facebook.com/octaviewolters
Published author and linocut printmaker from The Netherlands.
EXPOSITIES en etalages:
* 2024: van 31/1-25/2: ETALAGE BOEKHANDEL VAN PIERE, EINDHOVEN
* 2024: vanaf 31 januari: ETALAGE PAAGMAN FRED, DEN HAAG
* 2024: vanaf februari: ETALAGE PAAGMAN DELFT
*2024: vanaf april: ETALAGE PAAGMAN GOUDA
* 2024: februari/maart: EXPO LIVIUS, TILBURG
* 2024: vanaf 12 februari: ETALAGE DE AMSTERDAMSE BOEKHANDEL
* 2024: 2 februari-14 april: EXPOSITIE GALLERY UNTITLED, ROTTERDAM
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL BOOMKER, HAREN (GR)
* 2024: 14 maart - eind april: EXPO BOEKHANDEL VEENENDAAL, AMERSFOORT
* 2024: maart/april: EXPO BOEKHANDEL DE VRIES VAN STOCKUM, HAARLEM
* 2024: april/mei: EXPO BOEKHANDEL PEZZI PAZZI WEESP
* 2024: 16 maart: INTERVIEW&SIGNEREN, DEURENBERG, KERKRADE 15.20 u
* 2024: 6-28 april: EXPOSITIE BOEKHANDEL KRINGS, SITTARD
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL WAGNER, SASSENHEIM
* 2024: 13 april-11 mei: ETALAGE BOEKHANDEL IJBURG, AMSTERDAM
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL TINY STORIES, KORTRIJK (B)
*2024: vanaf 23 MAART: ETALAGE BOEKHANDEL WALRY, GENT (B)
* 2024: 9 januari-28 april:VOGELVREUGD, VALKHOFMUSEUM NIJMEGEN
* 2024: 27 maart-1 april: KUNSTRAI AMSTERDAM
* 2024: 9-12 mei: ART ON PAPER AMSTERDAM
* 2024: 30 sept-11 nov: BOEKHANDEL DE DRUKKERIJ, MIDDELBURG
//Vragen? Je kunt me mailen op octaviewolters@gmail.com//
DE WEBSHOP IS OPEN
MEER INFO VIA octaviewolters.nl/webshop